Werkwoordspelling Alles

20 januari inleveren schrijfdossier
Portfolio Schrijven in Teams (én geprint mag ook)

5 opdrachten


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

20 januari inleveren schrijfdossier
Portfolio Schrijven in Teams (én geprint mag ook)

5 opdrachten


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Spellingsregels
1. De tijd

Het spellen van een werkwoord begint met het bepalen van
de tijd waarin een zin staat.

Tegenwoordige tijd of verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

2. De persoonsvorm en de ik-vorm
De ik-vorm (vaak de wij-vorm min -en)
z-> s       v->f
Verhuizen-> ik verhuis
Beloven-> ik beloof

Persoonsvorm hoort bij het onderwerp en kan veranderen van 'getal' en van tijd.

Slide 5 - Tekstslide

tijden: Verbazen, pakken, beloven, proberen

Ik verhuis -verhuisde-heb verhuisd
ik pak- pakte-heb gepakt
ik beloof- beloofde-heb beloofd
ik probeer- probeerde- heb geprobeerd

ik-vorm komt elke keer terug!

Slide 6 - Tekstslide

3. Het onderwerp
Als het onderwerp in het enkelvoud staat, schrijf je de persoonsvorm ook in het enkelvoud. Staat het onderwerp in het meervoud, dan schrijf je de persoonsvorm ook in het mv.

De verhuizers aan de Schuttersweg pakten de doos op.
Een aantal leerlingen is te laat.

Slide 7 - Tekstslide

4.Tegenwoordige tijd
Ik maak
Hij maakt
wij maken

Verander de zin in 'maken' -> Hoor je een 't', dan schrijf je een 't'.

Slide 8 - Tekstslide

....................jij spelling moeilijk of lastig?
A
Vind
B
Vindt

Slide 9 - Quizvraag

Ik ........................... hier veel aandacht aan.
A
besteed
B
besteedt

Slide 10 - Quizvraag

Weet iemand hoe de volgende zin ...........?
A
luid
B
luidt

Slide 11 - Quizvraag

5. De verleden tijd
Verander de zin in 'maken'.
Hoor je 'maakte'  of 'maakten', dan staat de zin in de verleden tijd.
Let op of het onderwerp in  enkelvoud of in meervoud staat!

Gebruik het 't ex-kofschip!




Slide 12 - Tekstslide

Twee fasen
1. Schrijf de ik-vorm op
2.Kijk naar de laatste letter v/h hele werkwoord min -en -> 



-...+ te (n) 
Niet in  't ex-kofschip, dan..... +de(n)

Slide 13 - Tekstslide

Gisteren .............(melden) ik mij aan voor een coronatest.
A
melde
B
meldde
C
melden
D
meldden

Slide 14 - Quizvraag

Op mijn trouwdag ......................wij plechtig elkaar te steunen in voor- en tegenspoed.
A
beloofte
B
beloofde
C
belooften
D
beloofden

Slide 15 - Quizvraag

De ouders van klas 9A........................toen de musical ten einde was.
A
juichte
B
juichde
C
juichten
D
juichden

Slide 16 - Quizvraag

6. Het voltooid deelwoord
  • Verander de zin in 'maken'. Hoor je 'gemaakt', dan heb je te maken met een voltooid deelwoord. 
  • In deze zin staat ook een hulpwerkwoord:
De kat heeft Tim gekrabd.

  • Maak ook hier gebruik van 't ex-kofschip! 
  • Kijk naar het hele werkwoord min -en!!

Slide 17 - Tekstslide

Wie heeft de rekening........?
A
betaalt
B
betaald

Slide 18 - Quizvraag

Hij heeft het .......................om in een volle zaal een vraag te stellen
A
aangedurft
B
aangedurfd

Slide 19 - Quizvraag

Hij heeft twee vragen van de vijf niet .......................
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoordt

Slide 20 - Quizvraag

Dat heb ik altijd al ..................(kunnen)

Slide 21 - Open vraag

7. Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • De gelakte tafel stond in de ruime woonkamer van het nieuwe huis.
  • Verander de zin in 'maken'. Hoor je 'gemaakte', dan schrijf je het woord zo kort mogelijk.
  • Let wel op de uitspraak!
  • De gewitte tafel, de gestrande reiziger, het gevonden kind

Slide 22 - Tekstslide

De ovenschotel is verbrand.
De ........................... ovenschotel.

Slide 23 - Open vraag

De autowrakken zijn geplet.
De ........................... autowrakken

Slide 24 - Open vraag

Onze badkamer is vergroot.
De .............badkamer

Slide 25 - Open vraag

bijvoeglijke gebruikt voltooid dw
De ...................... hond (bijten)

Slide 26 - Open vraag

8. Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 27 - Tekstslide

maar..... let op de uitspraak   -> ik-vorm eindigt op een 'e'

Slide 28 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 29 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 30 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchete
D
lunchede

Slide 31 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
delete
B
deleet
C
deletet

Slide 32 - Quizvraag

Ik heb ...............(race)

Slide 33 - Open vraag

Sterke werkwoorden
  • Schrijf deze zo eenvoudig mogelijk!

  • zwemmen, zwom, gezwommen,
  • bekijken, bekeek, bekeken
  • varen, voer, gevaren
  • verdringen, verdrong, verdrongen

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag


Taalblokken- Spelling
Werkwoordspelling gemengde oefening 1 en 2

Volgende week:
1)  imago MBO
2) Examen schrijven



Slide 35 - Tekstslide