H/V 2/3 La rentrée / me présenter/se présenter et quiz

   Bonjour & bienvenue 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Bonjour & bienvenue 

Slide 1 - Tekstslide

Le but
Aan het einde van de les...
  • heb je kennisgemaakt met je docent Frans;
  • weet je de planning voor de eerste week;
  • weet je welke spullen je bij je moet hebben;
  • wat de docent van je verwacht;
  • heb je in het Frans een beetje kennisgemaakt met je klasgenoten;

Slide 2 - Tekstslide

Votre prof de français:
Je  suis madame Remerie, j'ai 41 ans
J'habite à Kantens
J' habite avec mon mari,mes deux enfants, mon chien, mes 2 chats, notre lapin et nos poules.
J'ai deux filles: Sinne de 12 ans et Mare de 10 ans
J'aime danser, me promener et  voir ma famille et mes amis , voyager et bien sûr la France :-)!



Slide 3 - Tekstslide

Mes attentes
  •     Op tijd in de les.
  •     Jas aan de kapstok of in de kluis
  •     Alle spullen mee.
  •     Fouten durven maken én ervan leren.
  •     Moeite doen om iets te begrijpen(geen Google Translate)
  •     Luister naar wie op dat moment het woord heeft.
  •     Schrijf mee met uitleg.
  •     Maak én leer je huiswerk.

Slide 4 - Tekstslide

Et maintenant c'est à vous!

Comment tu t'appelles?
Tu as quel âge?
Tu habites où?
Tu as un frère ou soeur?
Tu as été en vacances? Où?

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Hoeveel mensen ter wereld spreken er ongeveer Frans?
A
200 miljoen
B
300 miljoen
C
400 miljoen
D
500 miljoen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

De hoeveelste wereldtaal is Frans?
A
3e
B
4e
C
5e
D
6e

Slide 9 - Quizvraag

De belangrijkste talen van de Europese Unie (EU) zijn Engels en ....
A
Duits
B
Italiaans
C
Frans
D
Spaans

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

In hoeveel landen is het Frans een officiële taal?
A
5
B
9
C
17
D
29

Slide 12 - Quizvraag

On va jouer un quiz!

Wie weet het meest over Frankrijk en het Frans in de wereld?

Bonne chance!

Slide 13 - Tekstslide

Welke gerecht is typisch Frans?
A
braadworst
B
paëlla
C
pizza
D
quiche

Slide 14 - Quizvraag

Hoe hoog is de Eiffeltoren?
A
134 meter
B
254 meter
C
324 meter
D
434 meter

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heet dit rotsachtige eiland wat gelegen is in de Franse regio Normandië?
A
Pont du Gard
B
Mont Saint-Michel
C
Bassin d'Arcachon
D
Mont Ventoux

Slide 16 - Quizvraag

Hoe heet de huidige Franse president?
A
François Hollande
B
Nicolas Sarkozy
C
Emmanuel Macron
D
Barack Obama

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet Kuifje in het Frans
A
Tintin
B
Tonton
C
Tantan
D
Titeuf

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet de bergketen in Zuid-Frankrijk op de grens met Spanje?
A
Alpen
B
Jura
C
Pyreneeën
D
Vogezen

Slide 19 - Quizvraag

Welk dier staat symbool voor Frankrijk?
A
adelaar
B
haan
C
zwaan
D
tijger

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de rivier die Parijs doorkruist?
A
Loire
B
Mosel
C
Rhône
D
Seine

Slide 21 - Quizvraag

Waar komt het typisch Franse broodje "croissant" oorspronkelijk vandaan?
A
Turkije
B
Frankrijk
C
Oostenrijk
D
Zwitserland

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Tu ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 23 - Quizvraag

Elles (être)
A
suis
B
être
C
sont
D
est

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
La fille ________ (être)
A
suis
B
est
C
êtes
D
sommes

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
Nous ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een passé composé?
A
trouvé
B
a trouvé
C
a
D
trouvait

Slide 27 - Quizvraag

Passé Composé: Ik ben geweest
timer
0:10
A
Je suis être
B
Je suis êté
C
J'ai été
D
J'ai être

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 30 - Quizvraag

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 31 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
B
C
D

Slide 32 - Quizvraag

Tu (avoir) ..........
A
a
B
ai
C
as
D
ont

Slide 33 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 34 - Quizvraag

elles (avoir)
A
vont
B
sont
C
ont
D
font

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video