Twee stellingen: 1. In wijken met veel sociale huurwoningen komen meestal alleen maar laagwaardige voorzieningen voor. 2. Na herstructurering verandert meestal de samenstelling van de bevolking in een wijk
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
bewering 2 juist
Slide 4 - Quizvraag
Wat is gentrification?
Er zijn twee goede antwoorden
A
Het proces waarbij verschillende mensen meer gaan samenwerken.
B
Het proces als gevolg waarvan een wijk een hoger verzorgingsniveau krijgt.
C
Het proces waarbij mensen met een hoger inkomen in een armere wijk komen wonen.
D
Een proces als gevolg waarvan uiteindelijk woningen worden gesloopt.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is segregatie?
A
Bevolkingsgroepen leven apart van elkaar
B
Bevolkingsgroepen doen moeilijk mee in de maatschappij
C
Bevolkingsgroepen leven dicht bij elkaar
D
Bevolkingsgroepen zijn werkloos
Slide 6 - Quizvraag
Ceramique in Maastricht is een voorbeeld van een Vinex-wijk.
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen groeikernen en Vinex-wijken?
A
Groeikernen hebben geen oude binnenstad, Vinex-wijken wel
B
In Vinex-wijken staat veel hoogbouw, in groeikernen niet
C
Groeikernen werden later aangewezen dan Vinex-wijken
D
Vinex-wijken zijn een onderdeel van de stad, groeikernen liggen buiten de stad
Slide 8 - Quizvraag
Een allochtoon is iemand die …
A
in het buitenland is geboren
B
van wie één of beide ouders in het buitenland zijn geboren
C
van wie één ouder in het buitenland is geboren
D
in het buitenland is geboren of van wie één of beide ouders in het buitenland zijn geboren
Slide 9 - Quizvraag
Twee stellingen: 1. Segregatie wordt mede veroorzaakt doordat niet-westerse allochtonen vaker laagopgeleid zijn. 2. 'Creatieve klasse' wonen vooral in VINEX-wijken
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
bewering 2 juist
Slide 10 - Quizvraag
Twee stellingen: 1. Wijk is een ander woord voor buurt 2. Bij een buurtprofiel wordt vooral gekeken naar kenmerken van bewoners , woningen en de woonomgeving
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
bewering 2 juist
Slide 11 - Quizvraag
In welke wijk heeft de meeste herstructurering plaats gevonden?
A
19e eeuwse arbeiderswijk, dichtbij centrum
B
jaren 30-wijk, grote oude huizen, verder van centrum
C
naoorlogse wijk met portiekflats
D
wijk met huizen van rond 1980, vaak hofjes
Slide 12 - Quizvraag
Welke van de volgende kenmerken is GEEN bewonerskenmerk?
A
De leeftijd
B
De staat van de huizen
C
Het inkomen
D
De gezinssamenstelling
Slide 13 - Quizvraag
Leefbaarheid van wijken gaat over woningkenmerken en bewonerskenmerken. Wat is een woningkenmerk?
A
goede sociale cohesie
B
veel niet-Nederlanders
C
veel grote huishoudens
D
veel huurwoningen
Slide 14 - Quizvraag
In welke wijken heeft veel renovatie en sanering plaatsgevonden?
A
19e eeuwse woonwijken
B
Na-oorlogse wijken
C
Wijken met Galerijflats
D
VINEX wijken
Slide 15 - Quizvraag
Meneer Wensing voelt zich niet veilig in haar wijk. Ze durft de buren namelijk niet om hulp te vragen. Dit is haar persoonlijke ervaring van veiligheid. Noemen we dit objectieve of subjectieve veiligheid?
A
Objectieve
B
Subjectieve
Slide 16 - Quizvraag
Als de gemeente bosjes weghaalt bij een fietspad in de openbare ruimte om de sociale veiligheid te vergroten, past dit het best bij het begrip
A
toegankelijkheid
B
onderhoud
C
overzichtelijkheid
D
toezicht
Slide 17 - Quizvraag
Sociale cohesie is
A
De samenhang tussen mensen
B
De manier waarop mensen naar armoede kijken
C
De verschillen tussen groepen
D
De bevolkingsdichtheid in een stad
Slide 18 - Quizvraag
De traditionele industrie is grotendeels uit Nederland verdwenen. Ook in de wijk Céramique in Maastricht (zie bron 1) is dit gebeurd. Geef van het verdwijnen van de traditionele industrie uit Nederlandse steden zoals Maastricht een oorzaak op mondiale schaal; een oorzaak op lokale schaal.
Slide 19 - Open vraag
Gebruik bron 1. De nieuwe inrichting van Céramique past in het compacte stadbeleid dat als doel heeft verschillende functies een plek te geven in de stad. Geef aan op welke manier in Céramique invulling wordt gegeven aan dit beleid. waarom de overheid dit beleid voert.
Slide 20 - Open vraag
Gebruik de bronnen 1 en 2. De ligging en het industriële verleden van Céramique maken de wijk geschikt voor de herontwikkeling zoals die in bron 1 is beschreven. Geef aan waarom Céramique gezien de ligging geschikt is voor deze herontwikkeling; gezien het industriële verleden geschikt is voor deze herontwikkeling.
Slide 21 - Open vraag
Gebruik de atlas. Maastricht is een belangrijk centrum in Zuid-Limburg. Als je uitzoomt, kun je tot de conclusie komen dat Maastricht een ongunstige relatieve ligging heeft, maar ook dat Maastricht een gunstige relatieve ligging heeft. Dit is afhankelijk van het schaalniveau waarnaar je uitzoomt. Beredeneer dat je op verschillende schaalniveaus tot een andere conclusie kunt komen over de relatieve ligging van Maastricht.
Slide 22 - Open vraag
Haarlem is een primair regionaal centrum. Het verzorgingsgebied van Haarlem is wat betreft oppervlakte één van de kleinste van Nederland. (zie atlaskaart 54A). Geef − de oorzaak waardoor het verzorgingsgebied van Haarlem klein is; − twee voorbeelden van voorzieningen die in een primair centrum vaak wel, maar in andere centra meestal niet aanwezig zijn.
Slide 23 - Open vraag
Gebruik bron 1. In bron 1 is een onderverdeling gemaakt in drie periodes: a, b en c. Hieronder staan negen ontwikkelingen die tussen 1870 en nu in Haarlem hebben plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden. Van deze ontwikkelingen horen er bij elke periode drie. − de bouw van stationsbuurten − gentrification − industrialisatie − de ontwikkeling tot een creatieve stad − re-urbanisatie − de sterke toename van de ruimtelijke segregatie − suburbanisatie − urbanisatie − verpaupering/verloedering in de negentiende-eeuwse wijken . Noteer de letters a, b en c uit bron 1 op je antwoordblad. Schrijf achter elke letter de drie kenmerkende ontwikkelingen
Slide 24 - Open vraag
Gebruik bron 2. De Raaks heeft in de loop van de tijd drie verschillende bestemmingen gehad. Deze bestemmingen waren kenmerkend voor de betreffende periodes. Noteer de drie bestemmingen op je antwoordblad. Geef voor elke bestemming aan waarom deze kenmerkend was voor de betreffende periode.
Slide 25 - Open vraag
In de regio Parkstad Limburg vond in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw economische bloei plaats. In die periode waren veel inwoners op een of andere manier betrokken bij de steenkoolwinning. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden de steenkoolmijnen gesloten. Beredeneer welke invloed de sluiting van de mijnen had op het voorzieningenniveau in Parkstad Limburg.
Slide 26 - Open vraag
De leeftijdsopbouw van de bevolking van Parkstad Limburg (Zuid Limburg) verschilt van die in de Randstad. Geef een verschil tussen de leeftijdsopbouw van Parkstad Limburg en de Randstad
Slide 27 - Open vraag
De overheid wil de leefbaarheid in Parkstad Limburg verbeteren. Dit kan de overheid doen door de inrichting van de naoorlogse wijken in Parkstad Limburg aan te passen. Beredeneer dat dit relatief makkelijk te doen is als gevolg van de bevolkingsafname in Parkstad Limburg.
Slide 28 - Open vraag
Gebruik kaartblad 50 Veel Nederlandse steden trekken tegenwoordig creatieve industrie en hoogwaardige dienstverlening aan. Om dit in Parkstad Limburg ook te bereiken kan de overheid investeren in de bewoners. Beredeneer welke investering in de bewoners de overheid op basis van kaartblad 50 het beste kan doen.