H10: Exponenten en logaritmen

Exponenten en logaritmen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Exponenten en logaritmen

Slide 1 - Tekstslide

Groeipercentage en groeifactor
Groeipercentage: wat komt erbij (bv 20%)

Groeifactor: waarmee vermenigvuldig je (bv 1,2)

Slide 2 - Tekstslide

Welke groeifactor hoort er bij
a) een toename van 2%

b) een toename van 200%

c) een afname van 12%

d) een afname van 0,3%

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
In maart 2000 waren er nog 250.000 kievieten in Nederland. Dat aantal neemt elk jaar met 4,5% af. In maart van welk jaar zijn er voor het eerst minder dan 100.000 kievieten in Nederland?

Slide 4 - Tekstslide

Uitwerking
Stap 1. Bereken de groeifactor: 

Stap 2. Stel de formule op:

Stap 3. Voer de formule en y2 = 100.000 in op de GR.

Stap 4. Optie intersect geeft x = 19,9. Dus in maart 2020.
N=250.0000,955t
1001004,5=0,955

Slide 5 - Tekstslide

Verdubbelingstijd en halveringstijd

Slide 6 - Tekstslide

Verdubbelingstijd en halveringstijd
Verdubbelingstijd: hoe lang het duurt voordat een hoeveelheid verdubbelt. 
In formulevorm de 't' waarvoor geldt dat 

Halveringstijd: hoe lang het duurt voordat een hoeveelheid halveert. 
In formulevorm de 't' waarvoor geldt dat 

gt=2
gt=0,5

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Maike heeft het onkruid in haar tuin behandeld met een bestrijdingsmiddel. Elke week neemt het onkruid met 4% af. 

Na hoeveel weken is de helft van het onkruid weg? 

Na hoeveel weken is er nog maar 10% van het onkruid over?

Slide 8 - Tekstslide

Groeifactoren omzetten naar een andere tijdseenheid

Slide 9 - Tekstslide

Groeipercentages omzetten
Als een hoeveelheid elke week met 1,2% toeneemt, wat is dan de toename na 4 weken?


Als een hoeveelheid elk jaar met 8% afneemt, wat is dan de afname per maand?

Slide 10 - Tekstslide

Formules opstellen bij exponentiële verbanden

Slide 11 - Tekstslide

Gegeven is een exponentieel verband dat door de punten (4, 12) en (8, 62 gaat). Stel hierbij een formule op.
N=bgt

Slide 12 - Tekstslide

Exponentieel stappenplan
Stap 1: Bereken de totale groeifactor met 

Stap 2: Bereken de groeifactor per tijdseenheid door 

Stap 3: Vul N, g en t in, in de formule 

Stap 4: Bereken 'b' en rond af op het gegeven aantal decimalen.

yayb
(yayb)xbxa
N=bgt

Slide 13 - Tekstslide

Logaritmen

Slide 14 - Tekstslide

Los exact op





Pak je GR erbij
2x=8
2x=16.384

Slide 15 - Tekstslide

Grondtallen veranderen
Rekenregel:

Schrijf                                            in de vorm 

loga(g)=log(a)log(g)
N=40log3(t)
N=alog(t)

Slide 16 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken bij logaritmen

Slide 17 - Tekstslide

Maak x vrij
N=log(x5)2
y=5+3x1

Slide 18 - Tekstslide

Logaritmisch papier

Slide 19 - Tekstslide

Logaritmisch papier

Bladzijde 133 van het boek

Slide 20 - Tekstslide

Formule opstellen
Stel de formule op bij de grafiek 
hiernaast.                                               

Slide 21 - Tekstslide

Rekenregels voor logaritmen

Slide 22 - Tekstslide

Eerst even ophalen
Bereken (zonder rekenmachine)


log4(16)
log2(21)
log3(3)

Slide 23 - Tekstslide

De rekenregels

Slide 24 - Tekstslide

Even oefenen
Herleid tot 1 logaritme:


1+2log3(5)

Slide 25 - Tekstslide

Samenvatting

Slide 26 - Tekstslide

Wat moet je nu kunnen voor de toets?
Je weet wat een groeifactor en een groeipercentage is en hoe je die in elkaar omzet.
Je kunt groeifactoren gebruiken om een verdubbelingstijd en halveringstijd te berekenen.
Je kunt groeifactoren en groeipercentages omzetten in een andere tijdseenheid.
Je kunt een formule opstellen bij een exponentieel verband.
Je kunt berekeningen uitvoeren met logaritmen.
Je kunt vergelijkingen oplossen met logaritmen.
Je kunt vergelijkingen met logaritmen oplossen (ja, dat is iets anders). 
Je kunt de rekenregels voor logaritmen toepassen en variabelen vrijmaken met en bij logaritmen.
Je kunt een logaritmische schaalverdeling aflezen.
Je kunt een exponentiële formule opstellen bij een lijn op logaritmisch papier.

Slide 27 - Tekstslide