8. Een voorbeeldige echtgenote

Plinius
8. Een voorbeeldige echtgenote
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

Plinius
8. Een voorbeeldige echtgenote

Slide 1 - Tekstslide

Instructies
Typ bij citaten precies, voeg geen extra letters, punten of spaties toe.
Als je een fout maakt krijg je feedback; het aantal pogingen dat je doet om aan een goed antwoord te komen wordt geregistreerd :-) 
Je kunt deze lessonup altijd herhalen.


Slide 2 - Tekstslide

r. 5. dignam
op welk Latijns woord heeft dignam betrekking?

A
filiam
B
avum
C
patris
D
amitae

Slide 3 - Quizvraag

Aanhef:
Calpurniae
A
gen.ev.v.
B
nom.mv.v
C
dat.ev.v.
D
abl.ev.v.

Slide 4 - Quizvraag

r.2 dilexeris
geeft het subject.
A
Calpurnia Hispula
B
pietatis. r.1.
C
filiam r.2.
D
caritas r.2.

Slide 5 - Quizvraag

r.1.: sis
Benoem
A
1.ev.prae.coni.act
B
2.ev.prae.coni.act.
C
2.ev.pf.coni. act
D
2.ev.imp.ind.act.

Slide 6 - Quizvraag

r.1 pari
Benoem
A
gen.ev.m.
B
nom.mv.m.
C
abl.ev.v.
D
gen.ev.v.

Slide 7 - Quizvraag

Noteer van de eerste alinea het eerste werkwoord in de indicativus.

Slide 8 - Open vraag

r.5 fore
Benoem
A
part.fut.act.
B
abl.ev.m
C
imp.ev.
D
inf.fut.act.

Slide 9 - Quizvraag

r.6 acumen
A
acc.ev.o.
B
dat.mv.o
C
nom.ev.o.
D
abl.ev.o

Slide 10 - Quizvraag

r.6 Wat is het antecedent van quod
A
summum
B
amat me
C
acumen
D
frugalitas

Slide 11 - Quizvraag

r. 7.: Wat is de juiste vertaling van "his"?
A
hen
B
ervan
C
hier (nog) bij
D
deze

Slide 12 - Quizvraag

r.7. concepit
benoem.
A
3.ev.pf.ind.act.
B
3.ev.pf.coni.act.
C
3.ev.fut.ind.act.
D
3.ev.pf.ind.pas.

Slide 13 - Quizvraag

r. 9: Citeer het Latijnse subject van adficitur.

Slide 14 - Open vraag

r.10 iudici
A
gen.ev.m.
B
nom.mv.m
C
abl.ev.m
D
gen.mv.o.

Slide 15 - Quizvraag

r.11: discreta.
Citeer het Latijnse woord voor het object dat zij gebruikt om "discreta" te zijn.

Slide 16 - Open vraag

r.12. excipit
wat is het subject van dit werkwoord?
A
laudes
B
discreta
C
eadem
D
auribus

Slide 17 - Quizvraag

r.12: versus
benoem
A
nom.ev.m.
B
gen.ev.m.
C
acc.ev.o
D
acc.mv.m

Slide 18 - Quizvraag

r.14: adducor + a.c.i. citeer de subiectsaccusativus

Slide 19 - Open vraag

r.14: adducor + a.c.i. citeer de infinitivus

Slide 20 - Open vraag

r.16: senescunt
benoem
A
3.mv.prae.ind.act
B
3.mv.prae.coni.act
C
3.mv.prf.ind.act
D
3.mv.fex.ind.act

Slide 21 - Quizvraag

r.18: viderit
Wie is het subject van viderit?
A
De moeder van het meisje
B
het meisje Calpurnia
C
Plinius

Slide 22 - Quizvraag

r. 22: sibi
benoem.
A
nom.ev.(v)
B
dat.ev.(v)
C
nom.ev.(m)
D
ac.ev.m.

Slide 23 - Quizvraag

Finis

Slide 24 - Tekstslide