Livius 2020 Bacchanalia caput e,f,g
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Link
wie is mirabundo en quaerenti (r.48)
A
Hispala
B
Aebutius
C
de consul
D
Aebutius moeder
Slide 2 - Quizvraag
waarom is hij zo verbaasd?
Slide 3 - Open vraag
wat zouden de silenda (r.49) kunnen zijn?
Slide 4 - Open vraag
ancillam...accessisse (r. 49/50). Welke stilistisch middel zie je hier?
A
antithese
B
asyndeton
C
alliteratie
D
anafoor
Slide 5 - Quizvraag
tradi (52) is een inf. praes. pas. in een a.c.i. waar wordt beschreven wie er overhandigd wordt?
A
ut quisque introductus sit
B
victimam
C
sacerdotibus
Slide 6 - Quizvraag
welke woorden staan met elkaar op één lijn?
A
ululatibus, cantu, pulsu
B
ululatibus, symphoniae, cymbalorum
C
cantu, symbalorum, pulsu
D
cantu, symphoniae, tympanorum
Slide 7 - Quizvraag
waarom werd er zo'n lawaai gemaakt? citeer het Latijn
Slide 8 - Open vraag
hoe heet het gebruik van de infinitivi orare , obsecrare (r.55)
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Link
welke vorm is faciendum? (r.60)
Slide 11 - Open vraag
op wie slaat 'se' terug?
A
Aebutius
B
zijn moeder
C
de riten
Slide 12 - Quizvraag
Hispalae (r.62). welk woord heeft ook op haar betrekking?
A
vitricus (r.61)
B
mulier (r.61)
C
excetrae (r.62)
D
delenimentis (r.63)
Slide 13 - Quizvraag
citeer de ablabs uit de laatste regel
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Link
welke vorm is iussum?
A
ppp nom.sg.onz.
B
ppa nom.sg.onz.
C
ppp acc.sg.mnl
D
ppp. acc.sg.mnl
Slide 16 - Quizvraag
wie wordt bedoeld met feminam (r.70)
A
Aebutia
B
Sulpicia
C
de moeder van Aebutius
Slide 17 - Quizvraag
wie is het onderwerp van mitteret?
Slide 18 - Open vraag
welke vorm van esse moet je aanvullen bij obortae (r.73)
A
esse
B
sunt
C
erant
Slide 19 - Quizvraag
a quibus minime oporteret (r.74)
Wie wordt/worden hiermee bedoeld?
Wie wordt/worden hiermee bedoeld?
Slide 20 - Open vraag
illius...habere (r.62-64). Welke stilistische middelen zien jullie?
A
metafoor
B
metonymia
C
tricolon
D
climax
