Week 47 Bijvoeglijk naamwoord

10 minuten lezen
timer
7:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

  1. Huiswerk behandelen
  2. Hoe zat het ook alweer met: Onderwerp
  3. Uitleg bijvoeglijke naamwoorden en oefenen
  4. Filmpje stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en oefenen
  5. Uitleg voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord en oefenen
  6. Zelf aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen


  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
  • Je kan een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz 58)
1 Met zijn prachtige stem / won / de zanger / het Eurovisiesongfestival.

2 Bij de Koninklijke Landmacht / worden / veel vacatures / aangeboden.

 3 Handige keukenhulpjes / zijn / onmisbaar / voor de kok.

 4 Veel stadsmensen / genieten / van het rustige leven op het platteland.

 5 Waarom / houdt / bijna iedereen / zich / aan de regels in het verkeer?

 6 Natuurlijk / moet / je / je afspraak bij de tandarts / niet / vergeten!
 


  • vraag = Wie won?
  • ow = de zanger
  • vraag = Wat worden?
  • ow = veel vacatures
  • vraag = Wat zijn?
  • ow = Handige keukenhulpjes
  • vraag = Wie genieten?
  • ow = Veel stadsmensen
  • vraag = Wie houdt?
  • ow = bijna iedereen
  • vraag = Wie moet?
  • ow = je

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz 59)
1 De hevigheid van een aardbeving / kunnen / wij / meten / op de schaal van Richter.
De hevigheid van een aardbeving / kan / ik / meten / op de schaal van Richter.

2 Aardbevingen / worden / dikwijls / gevolgd / door meerdere naschokken.
Een aardbeving / wordt / dikwijls / gevolgd / door meerdere naschokken.

3 Met een seismometer / bepalen / deskundigen / de locatie van een aardbeving.
Met een seismometer / bepaalt / een deskundige / de locatie van een aardbeving.

4 Helaas / laat / een beving / zich / moeilijk / voorspellen.
Helaas / laten / bevingen / zich / moeilijk / voorspellen.


 


  • ow = wij 
  • ow = Aardbevingen
  • ow = deskundigen
  • ow = een beving

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3 (blz 59)
  • (1) pv = vinden
  • ow = we
  • (2) pv = heeft
  • ow = Een klassieker
  • (3) pv = kent
  • ow = Wie
  • (4) pv = is
  • ow = dit stuk over een onmogelijke liefde
  • (5) pv = blijft
  • ow = Deze tragedie uit de 16e eeuw
  • (6) pv = schreef
  • ow = De Engelse schrijver William Shakespeare



 


Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4 (blz 59)
  • 1 Wie van jullie klas / wil / morgen / als eerste / het werkstuk / presenteren? 
  • 2 Wat / wordt / vandaag / getoetst / door de docent? 
  • 3 Welke leerling / heeft / geoefend / met de digitale lesstof? 
  • 4 Wanneer / zet / de docent / de cijfers van het laatste proefwerk / in het systeem?



 


  • ow = Wie van jullie klas
  • ow = Wat
  • ow = Welke leerling
  • ow = de docent

Slide 8 - Tekstslide

Wat
Hoe
Hulp
Tijd
Uitkomst
Klaar

Wat: bijvoeglijk naamwoord

Hoe: A4 blad vouw je in 8 gelijke delen

 

Hoe: Noteer in elk vlak 1 van de zelfstandige naamwoorden

 

 

Tijd: 2 minuten

 

 

mens
dier 
ding
stof
begrip
paddenstoel
banaan
fiets

 

 

timer
1:00
Klaar: Maak een bijpassend tekeningetje bij de zelfstandige naamwoorden

 

 

Slide 9 - Tekstslide

         Bijvoeglijk naamwoord
                     en
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.


Slide 11 - Tekstslide

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 12 - Quizvraag

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
oude
B
berg
C
staat
D
huis

Slide 13 - Quizvraag

Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
A
Thuis en dak
B
Eiken en rieten
C
hebben en tafel

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en. 

Een zilveren ring


Uitzondering: Als het bewerkt materiaal is, schrijf je alleen het woord.
De tas is van plastic.
Het is een plastic tas. Dus geen plasticEN tas. 

    Slide 16 - Tekstslide

    1. Een gouden kettinkje.
    2. De drukke hond.
    In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Zin 1
    B
    Zin 2

    Slide 17 - Quizvraag

    Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Lieve, drukke, mooi
    B
    Ijzeren, gouden, wollen

    Slide 18 - Quizvraag

    Slide 19 - Tekstslide

    Goed of fout?

    Het verroeste hek
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 20 - Quizvraag

    Goed of fout?

    De mooi gekleedde danseres
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 21 - Quizvraag

    Het schilderij is gestolen.
    Het ... schilderij.

    Slide 22 - Open vraag

    Goed of fout?

    De verbrande kerstboom
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 23 - Quizvraag

    Goed of fout?

    De uitgeperstte sinaasappels
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 24 - Quizvraag

    Het huis is afgebrand.
    Het ... huis.

    Slide 25 - Open vraag

    Goed of fout?

    De bestraatte oprit
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 26 - Quizvraag

    Huiswerk

    Lezen: minimaal 30 minuten lezen in je boek voor de boekendoos
    1.5 Opdr.  1,2,3,4,5,6

    Slide 27 - Tekstslide