Herhaling 1.3 en 2.3 lezen

1.3 lezen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1.3 lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over leesvaardigheid?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
       

         - ik weet hoe ik leesstrategieën moet toepassen
     -ik weet hoe ik titels en tussenkopjes kan herkennen
-ik kan het onderwerp en deelonderwerp benoemen
-ik kan alinea's herkennen



Slide 3 - Tekstslide

leestrategieën


Op welke manier ga ik een tekst lezen? Wat is wanneer handig?

Slide 4 - Tekstslide

Je leest:
- titel
- eerst en laatste alinea
- lees de eerste zin van alle alinea's
- tussenkopjes
- vetgedrukte woorden
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D

Slide 5 - Quizvraag

Je leest:
-Lees de tekst aandachtig, zin voor zin.
-Let op de informatie die inleiding en slot geven.
-Vraag je af wat het belangrijkste is wat over het onderwerp wordt gezegd.
-Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
-Kijk wat het verband is tussen tekstdelen.
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D

Slide 6 - Quizvraag

Je leest:
alinea 3 heel goed, omdat daar het antwoord te vinden is.
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen

Slide 7 - Quizvraag

Titel, tussenkopje, onderwerp en deelonderwerp

Bijna elke tekst heeft een titel. Die noemt soms letterlijk het onderwerp en geeft er bijna altijd wel een aanwijzing over = Naam van een tekst die meestal al veel over het onderwerp zegt.

Een tussenkopje vind je in de tekst boven tekstgedeelten. Waar gaat een stukje tekst over? Je kan zo makkelijk het deelonderwerp vinden.




Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld


https://www.kidsweek.nl/nieuws/wie-was-sint-maarten

Slide 9 - Tekstslide

Alinea
Een langere tekst is opgedeeld in alinea's (kleinere stukjes tekst)
Vaak staat er een witregel tussen alinea's, maar soms zie je het aan een regel die niet doorloopt.
Iedere alinea heeft een eigen deelonderwerp 
Vaak zijn de alinea's genummerd

Slide 10 - Tekstslide

2.3 lezen

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je nog over leesstrategieën?

Slide 12 - Woordweb

Lesdoelen
 -ik weet wat feiten en meningen zijn
-ik kan feiten en meningen herkennen
-ik kan de moeilijkewoordenwijzer toepassen
-ik kan het opsommend tekstverband herkennen

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een mening?

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Video

Welke zin (nen) is/zijn een mening(en)?
A
Ik vind roze een mooie kleur.
B
Het Maris college heeft een blauwe logo.
C
Mijn ouders zijn heel lief.
D
Ik heb tot 9 februari online les.

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin is een feit?
A
Ik houd van ijs.
B
Ijsjes zijn koud.

Slide 17 - Quizvraag

Feit of mening?:
Nederland ligt in Europa.
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Feit of mening?
'Yes, weer naar school'
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quizvraag

Andere woorden voor mening zijn:
standpunt, oordeel, opinie of opvatting

Samenvattend
mening = wat een persoon van iets vindt
feit = iets wat werkelijk zo is of wat echt is gebeurd

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Moeilijkewoordenwijzer
Wat als je een woord niet kent?
1. is het woord belangrijk?
2. kun je de betekenis uit de context (zinnen rondom het woord) halen?

3. niet 1 of 2? Zoek het woord op in het woordenboek / vraag het aan iemand

Slide 22 - Tekstslide

Tekstverband 
In een goede tekst is er een verband tussen woorden, zinnen en alinea's. We noemen dit een tekstverband.

Een schrijver maakt vaak gebruik van signaalwoorden om het tekstverband aan te geven.

Slide 23 - Tekstslide

tekstverband
signaalwoorden
voorbeelden
Opsommend noemt twee of meer tekstdelen in volgorde
ook, bovendien, daarnaast, zowel…..als, ten eerste, ten slotte
Willem heeft veel hobby’s. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto’s van het koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar. 

Slide 24 - Tekstslide