In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Blok 1 - Fictie
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
1) Je leert een verhaal analyseren.
2) Je kunt fictieteksten op de realismelijn zetten.
Slide 2 - Tekstslide
Fictie
Verzonnen verhalen
Non-fictie
Werkelijkheid
Slide 3 - Tekstslide
Fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen
vooral voor je plezier
realistisch / niet-realistisch
Voorbeelden:
leesboek
gedicht
stripverhaal
film
Non-fictie: niet verzonnen verhalen (echt gebeurd)
vooral om iets te weten te komen
realistisch
Voorbeelden:
schoolboek
nieuwsbericht
biografieën (levensbeschrijvingen)
reisverhalen
Slide 4 - Tekstslide
Fictie
Je komt erachter hoe mensen denken, hoe ze met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zich voelen. Dat helpt je om de wereld te begrijpen en om na te denken over jezelf.
Slide 5 - Tekstslide
Welke fictieve verhalen (boeken, serie of films) ken je?
Slide 6 - Woordweb
Welke non-fictieve verhalen (boeken, serie of films) ken je?
Slide 7 - Woordweb
Hoe weet je of een boek bij je past?
Titel lezen
Omslag bekijken
Flaptekst lezen
Eerste bladzijden lezen
Tips van anderen
Slide 8 - Tekstslide
We lezen samen de tekst
'Vogelvrij'
Slide 9 - Tekstslide
Wie wordt er bedoeld met 'hij' in regel 5?
Slide 10 - Open vraag
Wie worden er bedoeld met 'hen' in regel 2?
Slide 11 - Open vraag
Wat is er zo bijzonder aan Ward?
Slide 12 - Open vraag
Noem in elk geval drie verschillende gevoelens die je uit het verhaal haalt.
Slide 13 - Open vraag
Beschrijf de overeenkomst/interesse die Ward en Marnix hebben.
Slide 14 - Open vraag
Beschrijf de verschillen tussen Ward en Marnix.
Slide 15 - Open vraag
In welke tijd speelt het verhaal zich af? En waar zie je dat aan?
Slide 16 - Open vraag
Hoe verwacht je dat dit verhaal verdergaat?
Slide 17 - Open vraag
Hoe realistisch vind je dit verhaal op een schaal van 1 (zeer onrealistisch) tot 5. (zeer realistisch)
Slide 18 - Open vraag
Wat hebben we geleerd?
Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie. Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie. Ik kan uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.