In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Blok 1 - Fictie
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
1) Je kunt het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie. 2) Je kunt voorbeelden geven van fictie en non-fictie. 3) Je kunt uitleggen of een verhaal realistisch is of niet.
Slide 2 - Tekstslide
Fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen
vooral voor je plezier
realistisch / niet-realistisch
Voorbeelden:
leesboek
gedicht
stripverhaal
film
Non-fictie: niet verzonnen verhalen (echt gebeurd)
vooral om iets te weten te komen
realistisch
Voorbeelden:
schoolboek
nieuwsbericht
biografieën (levensbeschrijvingen)
reisverhalen
Slide 3 - Tekstslide
Fictie
Verzonnen verhalen
Non-fictie
Werkelijkheid
Slide 4 - Tekstslide
Welke fictieve verhalen (boeken, series of films) ken je?
Slide 5 - Woordweb
Welke non-fictieve verhalen (boeken, series of films) ken je?
Slide 6 - Woordweb
Hoe weet je of een boek bij je past?
Titel lezen
Omslag bekijken
Flaptekst lezen
Eerste bladzijden lezen
Tips van anderen
Slide 7 - Tekstslide
We lezen samen de tekst
'De dubbelganger'
Let goed naar de volgende zaken:
Wie is het hoofdpersonage?
Hoe weet je dat?
In welke tijd speelt het verhaal zich af?
Slide 8 - Tekstslide
Wie is het hoofdpersonage?
Slide 9 - Open vraag
Hoe weet je dat Philip het hoofdpersonage is?
Slide 10 - Open vraag
Waarom dagen de jongen en het meisje op het metrostation Philip uit?
Slide 11 - Open vraag
Na zijn tweede bezoek aan zijn oma komt Philip het meisje weer tegen. Waarom besluit hij haar te volgen?
Slide 12 - Open vraag
Waarom hebben Olaf en de andere twee jongens zo’n haast?
Slide 13 - Open vraag
‘Wat is die deur sloom.’ (regel 68) Wat betekent dit?
Slide 14 - Open vraag
Hun ogen als magneten. (regel 89) Wat betekent dit?
Slide 15 - Open vraag
Hoe verwacht je dat dit verhaal verdergaat?
Slide 16 - Open vraag
Wat is fictie?
Slide 17 - Open vraag
Wat is non-fictie?
Slide 18 - Open vraag
Waar kan je aan zien of een verhaal bij je past?
Slide 19 - Open vraag
Wat hebben we geleerd?
Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie. Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie. Ik kan uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.