Oefenen parlementaire democratie havo

Oefen 'toets' Parlementaire Democratie

12 vragen met juist/onjuist (20sec per vraag)
8 vragen met 4 antwoorden (30sec per vraag)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefen 'toets' Parlementaire Democratie

12 vragen met juist/onjuist (20sec per vraag)
8 vragen met 4 antwoorden (30sec per vraag)

Slide 1 - Tekstslide

Een referendum is een voorbeeld van een indirecte democratie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Conservatief betekend letterlijk: behoudend
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Confessionalisme gaat uit van een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij de overheid een aanvullende rol heeft
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Het liberalisme is voornamelijk gebaseerd op vrijheid en is daarom een linkse stroming
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Tot de functies van de media behoren participatie van burgers en selectie van kandidaten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

De Tweede Kamer heeft het recht van amendement. Daardoor mogen Kamerleden wetsvoorstellen indienen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De koning is onschendbaar en staat boven de grondwet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Tijdens de kabinetsformatie onderzoekt de formateur welk soort kabinet er komt en wie er minister wordt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Gedeputeerde Staten worden door middel van verkiezingen gekozen en vormen het dagelijks bestuur van de provincie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Lobbyen wil zeggen dat mensen via persoonlijke contacten bij politici steun zoeken voor hun standpunten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Ambtenaren worden ook wel de vierde macht genoemd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Media signaleren problemen die vervolgens op de politieke agenda komen. Dit is de platformfunctie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De regering bestaat uit:
A
de koning en de ministers.
B
de koning en de staatssecretarissen
C
de koning, de ministers en de Kamerleden
D
de ministers en de staatssecretarissen

Slide 14 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit:
A
de koning en de ministers
B
de ministers en de staatssecretarissen.
C
de Eerste en de Tweede Kamer
D
alle gekozen volksvertegenwoordigers in Nederland

Slide 15 - Quizvraag

In Nederland kunnen ministers:
A
nooit deel uitmaken van het parlement
B
ook in de Eerste Kamer zitten
C
ook in de Tweede Kamer zitten
D
samen een fractie in de Tweede Kamer vormen

Slide 16 - Quizvraag

Eerst wordt er over een wetsvoorstel gestemd, daarna wordt de wet door anderen uitgevoerd.
Welk begrip is hier het best van toepassing?
A
Parlementaire democratie.
B
Trias politica.
C
Rechtsstaat
D
Grondwet

Slide 17 - Quizvraag

Politiek behoudende standpunten zijn kenmerkend voor:
A
een middenpartij, zoals D66
B
een partij met weinig Kamerzetels, zoals de ChristenUnie en de SGP
C
een conservatieve partij, zoals het CDA
D
een partij die streeft naar een kleine overheid, zoals de VVD

Slide 18 - Quizvraag

Bij welk soort partij past de uitdrukking ‘de stem van het volk’ het best?
A
One-issuepartijen
B
Populistische partijen
C
Ideologische partijen
D
Niet-democratische partijen

Slide 19 - Quizvraag

De SGP is een voorbeeld van een
A
confessionele, conservatieve partij
B
christelijke, populistische partij
C
christelijke one-issuepartij
D
christelijke, ideologische partij

Slide 20 - Quizvraag

Met welk landelijk politiek orgaan zijn de Provinciale Staten te vergelijken?
A
Met het kabinet
B
Met de Tweede Kamer
C
Met de Eerste Kamer
D
Met de regering

Slide 21 - Quizvraag