les 1 feb MV en LV

Bienvenidos

Hoy es lunes el 8 de febrero.



1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos

Hoy es lunes el 8 de febrero.



Slide 1 - Tekstslide

Programa de lunes 1 de febrero 
- Start les
- Mw vwp/ lijd. vwp 
- Opdr.
- Extra: Verleden tijden

Aan het werk!
Los deberes







Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

MV en LV
MV       LV
me        me
te         te
 (se) le        lo/la
nos       nos
os        os
(se) les         los/las

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Oef. 1 lees de tekst. Noteer het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp van de volgende zinnen.
bijv. Diego os da una galleta: os


1.El profesor nos explica cómo se baila el tango.

2.Mis padres me han comprado un nuevo vestido de baile.

3.Te doy mi falda vieja, Merche.

4.Os digo dónde está la escuela de baile.

5.Le escribo la dirección en un papelito, señor Ramírez.








Slide 14 - Tekstslide

vervolg oef.1
3.Te doy mi falda vieja, Merche.
4.Os digo dónde está la escuela de baile.
5.Le escribo la dirección en un papelito, señor Ramírez.

Slide 15 - Tekstslide

oef. 2 Vertaal het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voornaamwoord tussen haakjes in het Spaans.
1. el profesor de baile (ons)...explica la coreografía.
2. Ana (hem)...pregunta algo.
3. el profe (mij)...ha dado un consejo.
4. no (hen)...interesa este baile.
5. ¿(jullie)...parece divertido bailar?
6. a mi hermana (haar)...gusta el baile moderno.
7. después de la clase (mij)... duele el pie.

Slide 16 - Tekstslide

oef. 3 In de zinnen ontbreekt het meewerkend voorwerp. Noteer het juiste persoonlijk voornaamwoord op de juiste plaats in de zin. Kijk naar het voorbeeld.
Ejemplo
(a mí) El médico pregunta algo.
El médico me pregunta algo.

Slide 17 - Tekstslide

oef. 3
1. (a mi madre y a mí) El médico explica el problema.
2. (a los profesores del instituto) Mi madre escribe una carta.
3. (a los otros pacientes) El médico da una receta.
4. 
(a la asistenta del médico) Mi madre pregunta algo.
5. (a mí y a mi hermana) Después mi madre compra un helado.
6. (a mí) Los helados gustan mucho.





















Slide 18 - Tekstslide

oef. 4 Geef op twee manieren antwoord op de vragen zoals in het voorbeeld.
Ejemplo
¿Puedes darme tu dirección?

Sí, te puedo dar mi dirección.

Sí, puedo darte mi dirección.

Slide 19 - Tekstslide

oef. 4
1. ¿Me puedes hacer un té, por favor?
2. ¿Tus padres te van a dar mucho dinero?
3. ¿Tu amigo me puede enseñar a bailar?
4. ¿Le vamos a regalar unas flores?
5. ¿Te voy a dar mi falda vieja, Merche?
6. ¿Me quiere escribir la dirección en un papelito?

Slide 20 - Tekstslide

Vervang het lijdend en meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord.

Pedro compra un bolígrafo para nosotros.

Slide 21 - Open vraag

Vervang het lijdend en meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord.

Mañana enseño la nueva tienda de Zara a vosotros.

Slide 22 - Open vraag

Vervang het lijdend en meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord.

Juan da el libro a María.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

1.¿Qué has hecho hoy?
2.¿Qué has aprendido?
3. ¿Cómo has trabajado?
¡Explica tus repuestas!

Slide 40 - Open vraag