Cap 4 - les 2 => lln

¡Bienvenid@s a clase!
'Sano como una manzana' 
Capítulo 4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenid@s a clase!
'Sano como una manzana' 
Capítulo 4

Slide 1 - Tekstslide

Plan de clase

1. continuamos con capítulo 4:
*activar vocabulario
+
* gramática: Pronombres Personales:
complemento DIRECTO (lv) + complemento INDIRECTO (mv)

Slide 2 - Tekstslide

Paso Adelante
Capítulo 4 

Slide 3 - Tekstslide

¡Sano como una manzana!
¿Qué significa esto en holandés?
timer
0:30

Slide 4 - Open vraag

1. La salud

Slide 5 - Woordweb

sentirse
el dolor
la fiebre
¡que te mejores!
el cuerpo
la pierna
el médico
faltar
zich voelen
de pijn
de koorts
beterschap
het lichaam
het been
de arts
missen/ontbreken

Slide 6 - Sleepvraag

El médico
el dolor
sano
¡Qué te mejores!
El cuerpo
La fiebre
Me duele(n)...
La cabeza
¿Qué te pasa?
Me siento...
Te sientes
de dokter
het lichaam
jij voelt je
ik voel me
de pijn
wat is er aan de hand?
de koorts
het hoofd
beterschap
gezond
mij doet / doen zeer....

Slide 7 - Sleepvraag

Quizlet: ¡Qué se mejore!
A
Beterschap!
B
Het beste!
C
Komt goed!
D
Gezondheid!

Slide 8 - Quizvraag

Quizlet: ¿Qué te pasa?
A
Waar heb je pijn?
B
Hoe voel je je?
C
Wat is er met je aan de hand?
D
Gaat het goed met je?

Slide 9 - Quizvraag

Quizlet: Me siento fatal
A
Ik ben doodziek
B
Ik voel me belabberd
C
Ik voel me prima
D
Ik voel me niet zo lekker

Slide 10 - Quizvraag

Quizlet: Me duele la cabeza
A
Ik heb buikpijn
B
Ik heb hoofdpijn
C
Ik heb koorts
D
Ik heb je griep

Slide 11 - Quizvraag

Quizlet: Tengo mucho dolor
A
Ik ben heel misselijk
B
Ik ben heel ziek
C
Ik heb veel pijn
D
Ik ben heel moe

Slide 12 - Quizvraag

2. Gramática: pronombres personales LT p.46(fuente D)

1. complemento DIRECTO (lv)
2. complemento INDIRECTO (mv)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: "Ik geef hem een cadeau"?
A
Ik
B
geef
C
hem
D
een cadeau

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: "Ik geef hem een cadeau"?
A
Ik
B
geef
C
hem
D
een cadeau

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het rijtje van voornaamwoorden dat voor het werkwoord gustar komt te staan?
Noteer het rijtje (zonder hoofdletters en leestekens)

Slide 17 - Open vraag

¿Cuáles son los pronombres personales de complemento indirecto?

Me = (aan) mij
Te = (aan) jou
Le = (aan) hem/haar/u enkelvoud
Nos = (aan) ons
Os = (aan) jullie
Les = hun (aan hen)/ u meervoud 
*Aan denk je erbij, maar schrijf je er niet bij

Slide 18 - Tekstslide

¿Cómo se escribe una frase con un pronombre personal de complemento indirecto (CI)?
La frase: "Compro un regalo para Juan."

1. Compro = ik koop
2. ¿Qué compro? = un regalo = een cadeau = lijdend voorwerp
3. ¿Para quién compro un regalo? = para Juan = voor Juan = meewerkend voorwerp

Slide 19 - Tekstslide

¿Cómo se escribe una frase con un pronombre personal de complemento indirecto (CI)?
La frase: "Compro un regalo para Juan."

4. Para Juan vervang je door le = pronombre personal de CI
5. El pronombre personal de CI plaats je voor de persoonsvorm of achter een heel werkwoord
6. => Le compro un regalo para Juan. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de pronombres personales de CI voor mij, ons en hun?
A
me, te, les
B
me, os, les
C
le, nos, les
D
me, nos, les

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.
A
te
B
escribo
C
carta
D
una carta

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
El profesor nos explica la gramática.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Escribo una carta a mi madre.

Slide 24 - Open vraag

¡Bienvenidos!
- Corregir los deberes
- Preparar el SO del 19 de junio
- Tiempo para leer Un día en La Habana 

Slide 25 - Tekstslide

SO 19 de junio 
- Vocabulario 4.1 y 4.2 SP - NL (Libro de ejercicios  p. 41)
- Gramática D: het persoonllijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp (Libro de texto p. 46)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.
A
te
B
escribo
C
carta
D
una carta

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
El profesor nos explica la gramática.

Slide 29 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Escribo una carta a mi madre.

Slide 30 - Open vraag

In onderstaande zin ontbreekt het meewerkend voorwerp. Schrijf de juiste vorm van het meewerkend voorwerp op de juiste plaats in de zin. Schrijf de hele nieuwe zin op:
(a mí) Pedro manda un email.

Slide 31 - Open vraag

In onderstaande zin ontbreekt het meewerkend voorwerp. Schrijf de juiste vorm van het meewerkend voorwerp op de juiste plaats in de zin. Schrijf de hele nieuwe zin op:
(a nosotros) El profesor entrega los nuevos libros

Slide 32 - Open vraag

In onderstaande zin ontbreekt het meewerkend voorwerp. Schrijf de juiste vorm van het meewerkend voorwerp op de juiste plaats in de zin. Schrijf de hele nieuwe zin op:
(a ellos) ¿Puedo comprar una entrada para el cine?

Slide 33 - Open vraag

Deberes para el 16 de junio
- Libro de ejercicios p.16 ejercicios 12, 13 y 14a.
-  Capítulo 2 Un día en La Habana

Slide 34 - Tekstslide

¡Ahora a trabajar!
- Corregir: Libro de ejercicios p.16 ejercicios 12, 13 y 14a.
-  Estudia: Vocabulario 4.1 y 4.2 SP - NL (Libro de ejercicios p. 41)
Lee: Un día en La Habana

¡SUERTE!


Slide 35 - Tekstslide