Lezen - Feiten, menigen en argumenten

Feiten, meningen en argumenten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
1. Herhaling vorige les
Huiswerk bespreken
2. Nieuw lesdoel
3. Uitleg theorie

4. Aan de slag
5. Controle lesdoel

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.
Je leert meningen herkennen en begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Feit
Je kan dit controleren

Vroomshoop heeft ongeveer 8700 inwoners.
De docent gym houdt van sporten.

Slide 4 - Tekstslide

Mening
Wat iemand vindt.
Je kan het eens of oneens zijn met een mening

Ik hou van sporten.
Ik vind dit een mooi gebouw.

Slide 5 - Tekstslide

Argumenten
Uitleggen waarom je iets vindt.
omdat, want, daarom, namelijk


Ik hou van sporten, omdat ik dan mijn energie kwijt kan.
Ik vind dit gebouw mooi, want het heeft mooie vormen.



Slide 6 - Tekstslide

Hoe herken je ze nu?
  • Kijk of je het kunt controleren. Ja: het is een feit. Nee: het is een mening.
  • Een mening herken je vaak aan: Ik vind, Volgens mij.
  • Een argument herken je aan: want, omdat, daarom en namelijk 

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Je maakt opdracht 3 t/m 5 (blz. 92)

Je werkt 20 minuten in stilte

Klaar? Lees verder in je leesboek 
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Controle lesdoel

Slide 9 - Tekstslide

Feit of mening?
Vandaag is het woensdag.

Slide 10 - Tekstslide

Feit of mening?
Den Ham is saai.

Slide 11 - Tekstslide

Feit of mening?
Dieselmotoren zijn slecht voor de gezondheid

Slide 12 - Tekstslide

Feit of mening?
Hij praat heel snel.

Slide 13 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Omdat hij goede standpunten heeft.

Slide 14 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.

Slide 15 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.

Slide 16 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Morgen moet ik naar de tandarts.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Nieuw Nederlands online
H4 Lezen
Feiten, meningen en argumenten

Slide 18 - Tekstslide