Abolitionisme

Abolitionisme 
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Abolitionisme 
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt het verband leggen tussen de opkomst van plantagekoloniën in West-Indië en de toenemende transatlantische slavenhandel
  • je kunt een indruk geven van het dagelijks leven van mensen die in slavernij de plantages bewerkten in de plantagekoloniën
  • je kunt beschrijven hoe in Suriname de slavernij conflicten veroorzaakte tussen marrons en soldaten van de Republiek.
  • Je legt een relatie tussen het abolitionisme en het verlichtingsdenken

Slide 2 - Tekstslide

Begin Europese overheersing
16e eeuw  - Spanje verovert grote delen van Amerika
in deze koloniën wordt geld verdiend met:
  • landbouw (katoen, koffie en tabak)
  • mijnbouw (goud en zilver)

Slide 3 - Tekstslide

Spaanse Rijk 16e eeuw

Slide 4 - Tekstslide

Begin Europese overheersing
vanaf de 17e eeuw vonden 2 grote ontwikkelingen plaats:
  • Engeland, Frankrijk en de Republiek gaan ook deelnemen aan de wereldeconomie
  • de Spaanse mijnen in Amerika raken uitgeput
Gevolg: het ontstaan van plantagekoloniën; de Europese landen stichten op grote schaal plantages in overzeese gebiedsdelen

Slide 5 - Tekstslide

Waarom slavernij?
  • De meeste plantages in Amerika waren bezit van Europeanen
  • Plantageprducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker zijn erg populair in Europa
  • Om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig.
  • De oorspronkelijke bewoners van dit gebied waren volgens de Europeanen 'ongeschikt' voor deze arbeid, kwetsbaar voor Europese ziektes  of al uitgemoord in de eeuwen ervoor.



Slide 6 - Tekstslide

Transatlantische slavenhandel
  • Portugal, Frankrijk, Spanje, Engeland en Nederland handelen in de vijftiende eeuw al met West-Afrika in producten als goud en ivoor, voordat zij beginnen met de slavenhandel. 
  • De Portugezen bezitten veel grondgebied in Brazilië. 
  • In West-Afrika (Ghana) bezitten de Portugezen fort Elmina
  • Hier worden de tot slaaf gemaakte Afrikanen verkocht en naar Brazilië verscheept. De Portugezen verwerven zo veel welvaart.

Slide 7 - Tekstslide


Transatlantische slavenhandel

  • Europese handelaren namen producten, zoals munitie, wapens en alcohol mee naar Afrika.
  • Daar werden ze door Afrikaanse stammen geruild tegen tot slaaf gemaakten: dit waren meestal gevangengenomen leden van andere Afrikaanse stam. 
  • Deze tot slaaf gemaakten werden vervolgens vervoerd naar slavenmarkten in Zuid-Amerika





De afbeelding laat zien op welke wijze slaven werden vervoerd op een slavenschip. Dergelijke tekeningen werden meestal gemaakt om aan te geven op welke vreselijke manier de slaven werden vervoerd. Deze tekening is gemaakt in opdracht van een commissie van de Engelse regering.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Driehoekshandel
De transatlantische slavenhandel maakte deel uit van de driehoekshandel. 

De schepen voeren met handelswaar naar Afrika, kochten daar slaven en voeren vanuit Zuid-Amerika en het Caribische gebied met goederen, meestal suiker, weer naar Nederland.

Slide 10 - Tekstslide

Vul de handelswaar in op de juiste plek
slaven
plantageproducten
geweren, stoffen, 
aardewerk
slaven

Slide 11 - Sleepvraag

Bak met gloeiend heet ijzer dat na verkoop in de huid van de verkochte vrouw en haar kinderen zal worden gedrukt met het teken van hun nieuwe eigenaar.
Hier staat een vrouw met haar twee kinderen die te koop worden aangeboden. Alle drie hebben zij een bloot bovenlijf.
Aan haar ontblote bovenlijf zie je dat zij tot slaaf is gemaakt.
De mannen in pakken met hoge hoeden doen een bod.
De veilingmeester staat klaar met zijn hamer om op de tafel te slaan bij het hoogste bod. 
De verkoop van een vrouw en haar kinderen

Slide 12 - Tekstslide

Brandmerken van verschillende plantages

Slide 13 - Tekstslide

Het begin van de Nederlandse slavernij

Aan het begin van de 16e eeuw is de slavenhandel vooral in handen van Spanjaarden en Portugezen. De Nederlandse Republiek is jaloers op die winstgevende handel. Daarom wordt in 1621 de West-Indische Compagnie opgericht. 
De WIC bemachtigd in Nederland het monopolie op de slavenhandel tussen de West-Afrikaanse kust en in Noord- en Zuid-Amerika.
Vanaf 1630 verovert de WIC 2000 km kuststrook in Zuid-Amerika, ten koste van Portugal.
In 1637 veroverde de WIC ook fort Elmina in Ghana. 
Dit betekende het begin van de Nederlandse driehoekshandel


Slide 14 - Tekstslide

Fort Elmina anno nu

Slide 15 - Tekstslide

Plantagekolonie Suriname
  • Grootste plantagekolonie van de Republiek
  • Suikerriet- en koffieplantages
  • Opbrengst ging naar Europa
  • Vaak vluchtten de slaven (marrons = letterlijk 'gevlucht vee') het oerwoud in -> overvielen plantages om slaven te bevrijden en om aan vrouwen te komen.

Slide 16 - Tekstslide

Welk werelddeel was geen onderdeel van de driehoekshandel?
A
Afrika
B
Zuid-Amerika
C
Europa
D
Azie

Slide 17 - Quizvraag

Toon, met een verwijzing naar bron 1 aan, dat de term 'tot slaaf gemaakten' juist of onjuist is voor veel van deze mensen in Suriname

Slide 18 - Open vraag

Bron 1  Marten Douwes Teenstra werkte vanaf 1824 zes jaar als landbouwadviseur en waterstaatinspecteur in Suriname. Naast deze twee functies was hij ook actief in het christelijk bekeringswerk. Dat laatste bleek een lastige opgave, omdat veel tot slaaf gemaakten bleven vasthouden aan hun eigen, deels uit Afrika stammende, religieuze en spirituele opvattingen, Winti. Over zijn jaren in Suriname schreef Teenstra een boek. Daaruit een fragment:
 Een directeur van een plantage moet op een afgelegen plek, als in het bos verloren, zijn leven in stille eenzaamheid doorbrengen. Daarbij is het hem niet vergund, de edelste lichamelijke genoegens van een wettig huwelijk te mogen smaken. Maar het is de regel van de plantage-eigenaren dat een directeur niet getrouwd mag zijn. Daarom hebben veel directeuren al ontslag genomen of zijn ontslagen.
De regel heeft tot gevolg, dat de directeur, zeker als hij nog een jonge man is, met een slavin leeft zonder met haar getrouwd te zijn. 
De hierbij verwekte kinderen omhelzen, in hun kinderlijke onschuldige, de knieën van hun vader. Deze moet zijn hart en zijn ogen voor die onschuldige liefkozingen sluiten, hoewel hij, weliswaar, vader van die kinderen is, maar toch behoren zij hem niet. Hij heeft namelijk zijn kinderen, op de lijst van de op de plantage geboren slaven moeten schrijven. De kinderen groeien dus in slavernij op, en de vader moet zijn kinderen als het eigendom van zijn afwezige bestuurders in Nederland beschouwen. Wil hij nu zijn kinderen, hetzij met, hetzij zonder moeder, vrijkopen, dan moet men voor iedere vrij te kopen slaaf, voor een brief van manumissie, 500 Nederlandse guldens aan het land betalen. En dan moeten wij in dat land, Suriname, aan de heidenen en slaven de menslievendheid van het christendom prediken?

Slide 19 - Tekstslide

Toon, met een verwijzing naar bron 1 aan, dat de manumissie maar voor weinig slaven was weggelegd.

Slide 20 - Open vraag

In hoeverre (let op, dit vereist een nuancering!) is bron 1 een betrouwbare bron over de relatie tussen plantagehouders, slavinnen en hun kinderen. Gebruik minstens 3 argumenten.

Slide 21 - Open vraag

Abolitionisme 
  • Onder invloed van de Verlichting keerden steeds meer mensen in de Verenigde Staten en de Europese moederlanden zich tegen de slavernij. 
  • Iedereen was toch gelijk en golden de natuurlijke rechten universeel?
  • Bovendien kwam er ook in christelijke kringen steeds meer verzet tegen slavernij. Naastenliefde en respect voor het leven zijn belangrijke christelijke waarden. Second Great Awakening. 
  • Gevolg: opkomst abolitionisme = streven naar afschaffing van slavenhandel en slavernij

Slide 22 - Tekstslide

Het is een van de bekendste afbeeldingen van de antislavernijbeweging. De afbeelding werd door Josiah Wedgwood, een Britse pottenbakke, o.a. op medaillons geplaatst 

Slide 23 - Tekstslide


Engeland schaft de slavernij af

  • 1807: afschaffing van slavenhandel.
  • 1833: afschaffing slavernij.
  • Slavenhouders kregen bij elkaar 20 miljoen pond aan schadevergoedingen









De afschaffing van de slavernij wordt in de krant bekend gemaakt.

Slide 24 - Tekstslide

Illegale slavenhandel

  • Met slavenhandel werd veel geld verdiend.
  • Ondanks de afschaffing van slavernij, werd er nog steeds illegaal in slaven gehandeld.
  • Als een slavenschip het risico liep om betrapt te worden, werden de slaven overboord gegooid, zodat er geen slaven werden 'gevonden' door de marine







La Amistad (Spaans: De Vriendschap) was een Spaans slaventransportschip waarop in 1839 een opstand uitbrak. Deze opstand zou bekend worden als de Amistadopstand.

In 1997 werd dit verhaal door Steven Spielberg verfilmd in de film Amistad.

Slide 25 - Tekstslide

Nederland schaft de slavernij af


  • Afschaffing slavenhandel: 1814
  • Afschaffing slavernij: 1 juli 1863 (Keti Koti)
  • Slavenhouders kregen 300 gulden per vrijgelaten slaaf.
  • Sommige slaven worden verplicht om nog 10 jaar op de plantages te blijven werken









    Op 1 juli wordt Keti Koti gevierd. Dit is een jaarlijks terugkerende Surinaamse feestdag ter viering van de afschaffing van de slavernij. De naam stamt uit het Sranantongo en betekent Ketenen Gebroken

    Slide 26 - Tekstslide

    Zet in de goede volgorde, van vroeger naar later
    1
    2
    3
    4
    5
    Publicatie Encyclopédie
    Oprichting WIC
    Afschaffing slavernij Engeland
    Nederlandse slaveneigenaar ontvangt schadevergoe- ding voor vrijgelate slaven
    Verklaring van de rechten van de mens

    Slide 27 - Sleepvraag

    hierna volgt een filmfragment over de handel in slaven 

    Slide 28 - Tekstslide

    Slide 29 - Video

    Abolutionisme 
    = beweging die de slavernij af wil schaffen:
     
    Redenen om de slavernij af te schaffen: 

    1. Verlichting: Verlichting stond voor vrijheid en gelijkheid, terwijl slaven niet vrij en gelijk waren. Veel verlichte denkers waren daarom tegen de slavernij
    2. Christendom: Deel van de christenen vond dat slavernij tegen naastenliefde inging. Naastenliefde = goed voor de mensen om je heen zorgen 
    3. Boeken, brieven en kranten: er kwam steeds meer informatie over de verschrikkelijke behandeling van slaven. Protest nam daarom toe.

    Slide 30 - Tekstslide

    Opdracht: feiten en meningen (15 min.)
    1. Maak tweetallen 
    2. Open de opdracht 'bronfragmenten slavenopstand' in Teams.
    3. Geef bij de bronnen aan wat volgens jullie meningen en wat feiten zijn. Dit mag met het schema onder de bronnen of door feiten te arceren en meningen te onderstrepen. 

    Slide 31 - Tekstslide

    Leerdoelen check
    • Je kunt het verband leggen tussen de opkomst van plantagekoloniën in West-Indië en de toenemende transatlantische slavenhandel
    • je kunt een indruk geven van het dagelijks leven van mensen die in slavernij de plantages bewerkten in de plantagekoloniën
    • je kunt beschrijven hoe in Suriname de slavernij conflicten veroorzaakte tussen marrons en soldaten van de Republiek.
    • Je legt een relatie tussen het abolitionisme en het verlichtingsdenken

    Slide 32 - Tekstslide

    Het is goed dat Nederland zijn excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden
    Eens
    Oneens

    Slide 33 - Poll

    Nederland zou ook herstelbetalingen moeten betalen aan nakomeling van slaafgemaakten
    Eens
    Oneens

    Slide 34 - Poll

    Alle standbeelden en plaatsnamen van mensen die een bijdragen hebben geleverd aan de slavernij moeten verwijderd worden
    Eens
    Oneens

    Slide 35 - Poll

    Nu zelf verder werken
    maak een samenvatting van dit k.a.
    maak §7.2 opdracht 3, 4 en 5 (blz 149)
    vaardigheden betrouwbaarheid, representativiteit en standplaatsgebondenheid 

    Slide 36 - Tekstslide