2hv - Les 7 P2 - 3e naamval

Duits
Les 8 P2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Duits
Les 8 P2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

+3 voorzetsels
mit
nach
bei
von
aus
seit
zu
met
van
tot, naar
na, naar
sinds
bij
uit

Slide 3 - Sleepvraag

Schrijf alle 7 +3-voorzetsels op

Slide 4 - Open vraag

Bij de volgende vragen moet je het schema gebruiken

om het schema goed af te lezen, moet je 3 dingen weten:

- welk schema ?  (der-groep of ein-groep of pers. vnw)
- welke kolom? (m / v / o / mv )
- welke rij? (1e of 3e naamval)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ich arbeite zusammen ... ... Freundin.
A
mit meine
B
mit meiner
C
mit meinem
D
mit meinen

Slide 7 - Quizvraag

Ich arbeite hier ... ... Monat (m).
A
seit eine
B
seit einer
C
seit einen
D
seit einem

Slide 8 - Quizvraag

Er schläft ... ... Großeltern.
A
bei sein
B
bei seinen
C
bei seinem
D
bei seiner

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

de 3e naamval
de 3e naamval komt voor: 
- na een +3 voorzetsel
- bij het meewerkend voorwerp
- na een keuzevoorzetsel 
volgend jaar

Slide 12 - Tekstslide

het meewerkend voorwerp
- is een zinsdeel net als onderwerp en lijdend voorwerp
- je kunt er vaak AAN voor zetten
- staat bij werkwoorden als vertellen, uitleggen, geven, sturen, bevallen, bieden, bezorgen, gunnen, verkopen, lenen... etc ....


AAN

Slide 13 - Tekstslide

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ihm"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ein Geschenk"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
Dem Pferd gibt der Tierarzt eine Impfung.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Dem Pferd gibt der Tierarzt eine Impfung.

Slide 17 - Open vraag

Ich spaziere gern ... ... Hund (m).
A
mit mein
B
mit meinem
C
mit meinen
D
mit meiner

Slide 18 - Quizvraag

Ich habe ... Klasse (v) den 3. Fall erklärt.
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 19 - Quizvraag

Der Mann verkauft ... Jungen ein Brötchen.
A
der
B
dem
C
den
D
das

Slide 20 - Quizvraag

met mijn vrienden
A
mit meine Freunde
B
mit meiner Freunde
C
mit meinen Freunde
D
mit meinen Freunden

Slide 21 - Quizvraag

na elke training (o)
A
nach jedem Training
B
nach elcher Training
C
nach jeder Training
D
nach jeden Training

Slide 22 - Quizvraag

voor welk kind?
A
für welches Kind?
B
für welchem Kind?
C
für welch Kind?
D
für welchen Kind?

Slide 23 - Quizvraag

sinds 3 maanden
A
seit 3 Monate
B
seit 3 Monaten

Slide 24 - Quizvraag

met onze leraar

Slide 25 - Open vraag

bij dit huis

Slide 26 - Open vraag

na een uur (Stunde)

Slide 27 - Open vraag

van jullie moeder

Slide 28 - Open vraag

Ik woon in Hardenberg met mijn moeder, vader en broer.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Auf Wiedersehen

Slide 31 - Tekstslide