PH2B: U1_L3_8 250924

PH2B: U1_L3_8 240924
PH2B: 25-09-24
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PH2B: U1_L3_8 240924
PH2B: 25-09-24

Slide 1 - Tekstslide

Unit 1: Cities
Lesson 2: Writing
Vocabulary 1.2
Grammar:
  • Possessive Pronouns

  • One/ones
  • Future: Going to
Phrases
My
Mine
Of mine

Slide 2 - Tekstslide

My friends/teachers/cousins/etc.
MINE
Blue is one of my cousins.
Blue is a cousin of mine.

Slide 3 - Tekstslide

My friends/teachers/cousins/etc.
MINE
2 of my teachers live in Groningen.
2 teachers of mine live in Groningen.

Slide 4 - Tekstslide

My friends/teachers/cousins/etc.
MINE
3 of my friends have never watched LOTR.
3 friends of mine have never watched LOTR.

Slide 5 - Tekstslide

2 of my cars are blue.
2 cars of mine are blue.
1 car of mine is yellow. 
He borrowed a car of mine.
Ik heb meerdere autos.

Slide 6 - Tekstslide

My car is red.
A car of mine is red.
Ik heb 1 auto.

Slide 7 - Tekstslide

LET OP:  met "this/that"



EMPHASIS when 
  • we’re complaining
  • making a joke
  • making a comment on something like an unusual characteristic or a remarkable performance 

That mother of mine can swear like an army sergeant. (1 moeder)
That brother of his got straight A’s on his report card last year. (1 broer)
That cat of yours makes an awful racket at night. (1 cat)
That car of mine never starts up when I’m in a hurry. (1 car)

Slide 8 - Tekstslide

Questions?

Slide 9 - Tekstslide

Unit 1: Cities
Lesson 2: Writing
Vocabulary 1.2
Grammar:
  • Possessive Pronouns

  • One/ones
  • Future: Going to
Phrases
My
Mine
Of mine

Slide 10 - Tekstslide

One & Ones
Met de verwijswoorden ones en one verwijs je terug naar een zelfstandig naamwoord dat je eerder hebt genoemd. 
Je gebruikt one voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord en ones voor een meervoudig zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

One & Ones
My shoes are too small. - Mijn schoenen zijn te klein.
I need bigger shoes. - Ik heb grotere schoenen nodig.
Of
I need bigger ones. - Ik heb grotere nodig.

Slide 12 - Tekstslide

One & Ones
Wanneer kun je ones en one gebruiken?
  • Na bijvoeglijk naamwoorden: 
Which bag is yours?The blue one or the black one?
  • Als zelfstandig naamwoord: 
Who is Sally? She is the one over there.
  • Na this, that, these en those (als je iets wil aanwijzen): 
Which cake is your favorite? That one is my favorite
  • Na which in vragen: 
I would like a piece of cake. Which one would you like?

Slide 13 - Tekstslide

Questions?

Slide 14 - Tekstslide