H5 - vrv en ovw en andere woordsoorten

Welkom!
In deze les:
- stillezen
- woordsoorten - vragend voornaamwoord en onbepaald voornaamwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
In deze les:
- stillezen
- woordsoorten - vragend voornaamwoord en onbepaald voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Toets H4, 5 en 6
- vrijdag 24 mei: 
Lezen, woorden, grammatica (woordsoorten) en spelling. 

Grammatica zinsdelen = SO (29 mei)

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 5.4
Bijvoeglijke bepaling
bijstelling
vragend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten:

Vragend voornaamwoord:
je vraagt naar een persoon of een ding
- Wie, wat, welk, wat voor (een)

Slide 5 - Tekstslide

Woordsoorten:

Onbepaald voornaamwoord:
woorden die verwijzen naar iemand, of iets, maar het is niet duidelijk wat het precies is. 


men, iemand, niemand, iedereen, alles, iets, niets, allemaal, geen, ieder, elk. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het vraagwoord?
1. Wat voor weer was het?
2. Had Rinze tegenwind?
A
Wat voor
B
was
C
Had

Slide 7 - Quizvraag

Is 'wat voor' een vrv of obv?
Wat voor weer was het?

A
vrv
B
ovw

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het vraagwoord?
1. Hoe was de kwaliteit van het ijs?
2. Zaten er veel scheuren in?
A
Hoe
B
was
C
zaten

Slide 9 - Quizvraag

Is 'hoe' een vrv of obv?
1. Hoe was de kwaliteit van het ijs?

A
vrv
B
ovw

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het vraagwoord?
1. wie schaatse er met hem mee?
2. zijn jongere broertje?
A
wie
B
met
C
zijn

Slide 11 - Quizvraag

Is 'wie' een vrv of obv?
wie schaatse er met hem mee?
A
vrv
B
ovw

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het vraagwoord?
1. Hoeveel broodjes had hij gegeten?
2. Had hij honger?
A
Hoeveel
B
Had (zin 1)
C
Had (zin 2)

Slide 13 - Quizvraag

Is 'hoeveel' een vrv of obv?
Hoeveel broodjes had hij gegeten?
A
vrv
B
ovw

Slide 14 - Quizvraag

Zit er een onbepaald voornaamwoord in de zin, zo ja welke?
'Niemand wil met me dansen', zei Jara

Slide 15 - Open vraag

Zit er een onbepaald voornaamwoord in de zin, zo ja welke?
Allemaal kleven ze langs de kant

Slide 16 - Open vraag

Zit er een onbepaald voornaamwoord in de zin, zo ja welke?
Op de bonte avond mag iedereen alles

Slide 17 - Open vraag

Oefenen:

Maak van extra grammatica opdracht 8 (werkblad)
Benoem bij de drie zinnen alle woordsoorten. 


Slide 18 - Tekstslide

bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke 
bijwoorden van plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs
aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu
vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. Er bestaan onder meer:

Slide 19 - Tekstslide