Voorbereiding TW 1 Leerjaar 2mh

Voorbereiding TW1 Leerjaar 2mh
Capítulo 1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding TW1 Leerjaar 2mh
Capítulo 1

Slide 1 - Tekstslide

Het bepaald en onbepaald lidwoord > pak voor je pag.78 tekstboek

Slide 2 - Tekstslide

Het lidwoord moet hetzelfde zijn als het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
el chico (mannelijk enkelvoud)
las chicas (vrouwelijk meervoud)

Kijk dus naar het zelfstandig naamwoord:

Slide 3 - Tekstslide

Hoe weet je of een woord enkelvoud of meervoud is?

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een -s, dan is het meervoud.
Eindigt het zelfstandig naamwoord niet op een -s, dan is het enkelvoud.

Bijvoorbeeld: la casa / las casas

Slide 4 - Tekstslide

Kies het juiste lidwoord:

Mi madre está en ... cocina.
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord:

En la ciudad hay ... cine.
A
un
B
unos
C
una
D
unas

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord:

Aquí tenéis ... uvas.
A
una
B
un
C
unas
D
unos

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord in:

Me gustan ... animales.
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 8 - Quizvraag

Meervoud maken van woorden > p.79 tekstboek
Lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden

- Eindigt het woord op een klinker -> +s 
Bijvoorbeeld: el chico -> los chicos
- Eindigt het woord op een medeklinker -> +es
Bijvoorbeeld : el móvil -> los móviles

Slide 9 - Tekstslide

Maak meervoud van de volgende woorden:

la tortilla picante

Slide 10 - Open vraag

Maak meervoud van de volgende woorden:

El plato azul.

Slide 11 - Open vraag

Maak meervoud van de volgende woorden:
Un huevo delicioso

Slide 12 - Open vraag

Bijvoeglijke naamwoorden (pag.80 tekstboek)
> zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Het zoete toetje.
De lange tafel. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er met het bijvoeglijk naamwoord in het Spaans?
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

Bijvoorbeeld:
La paella rica. (vrouwelijk enkelvoud)
El plato rico. (mannelijk enkelvoud)
Los platos ricos. (mannelijk meervoud)


Slide 14 - Tekstslide

Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord:

El jamón ...
A
salado
B
salados
C
salada
D
saladas

Slide 15 - Quizvraag

Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord:

La lechuga ...
A
redondo
B
redonda
C
redondos
D
redondas

Slide 16 - Quizvraag

Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord:

Las bebidas ...
A
dulce
B
dulcas
C
dulca
D
dulces

Slide 17 - Quizvraag

De personen in het Spaans (p.79 tekstboek)
Persoonlijke voornaamwoorden van het onderwerp

Weet jij nog wie ik/jij/hij... is?

Slide 18 - Tekstslide

Ik
Jij
Hij
Zij (enkelvoud)
Wij
Jullie
Zij (meervoud)
u (meervoud)
u
Yo
él
ella
Nosotros/-as
Vosotros/-as
ellos/ellas
ustedes
usted

Slide 19 - Sleepvraag

El presente perfecto (pag.85/86)
= verleden tijd waarmee je over het recente verleden praat. 
Bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: Vanochtend heb ik yoghurt gegeten.

Slide 20 - Tekstslide

Vervoeging presente perfecto

Slide 21 - Tekstslide

Onregelmatige voltooide deelwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord haber:

¿Tú ... elegido ya?
A
he
B
has
C
ha
D
hemos

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord haber:

Vosotros nunca ... probado paella.
A
hemos
B
han
C
habéis
D
he

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord haber:

Raúl y Paco ... comido muchas tortillas.
A
has
B
hemos
C
habéis
D
han

Slide 25 - Quizvraag

Geef het voltooid deelwoord van deze werkwoorden
1: cantar 2: beber 3: vivir
4: hacer 5: ver 6: abrir

Slide 26 - Open vraag

Gustar (pag.87/88 tekstboek)

Slide 27 - Tekstslide

Vertaal de woorden tussen haakjes:
(Ik houd van) _____ bailar.

Slide 28 - Open vraag

Vertaal de woorden tussen haakjes:
(Jullie vinden leuk) _______ el fútbol.

Slide 29 - Open vraag

Vertaal de woorden tussen haakjes:
(Zij vindt lekker) _________ las galletas.

Slide 30 - Open vraag

El presente (pag.84 tekstboek)

Slide 31 - Tekstslide

querer (willen) (pag.91)

yo                                      quiero
tú                                      quieres
él / ella/ usted             quiere
nosotros                        queremos
vosotros                         queréis
ellos /ellas /ustedes quieren
preferir (liever willen)  (pag.91)

yo                                    prefiero
tú                                     prefieres
él / ella/ usted            prefiere
nosotros                       preferimos
vosotros                        preferís
ellos /ellas /ustedes prefieren

Slide 32 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Mi madre (preparar) _____ la paella
A
preparo
B
preparas
C
prepara
D
prepare

Slide 33 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Yo (querer) ______ un helado.
A
quiero
B
quieres
C
quiere
D
quero

Slide 34 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Manu y Flora (preferir)_____ el pescado.
A
preferimos
B
preferís
C
prefieren
D
prefiere

Slide 35 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Mi familia y yo (comer)__mucha carne.
A
comemos
B
coméis
C
comen
D
como

Slide 36 - Quizvraag

Einde / Fin
Veel succes  met de toets!
¡Mucha suerte con el examen! :-)

Slide 37 - Tekstslide