Voorbereiding TW 1 Leerjaar 1mh

• Spaans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Nosotros ... de Holanda.

1. sois
2. somos
3. son
4. eres

Voorbereiding TW 1 Leerjaar 1mv

Capítulo 1

Het bepaald en onbepaald lidwoord > pak voor je pag.13 tekstboek

Het lidwoord moet hetzelfde zijn als het zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld:

el chico (mannelijk enkelvoud)

las chicas (vrouwelijk meervoud)

Kijk dus naar het zelfstandig naamwoord:

Hoe weet je of een woord enkelvoud of meervoud is?

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een -s, dan is het meervoud.

Eindigt het zelfstandig naamwoord niet op een -s, dan is het enkelvoud.

Bijvoorbeeld: la casa / las casas

Kies het juiste lidwoord:

Mi madre está en ... cocina.

1. el
2. la
3. los
4. las

Kies het juiste lidwoord:

En la ciudad hay ... cine.

1. un
2. unos
3. una
4. unas

Kies het juiste lidwoord:

Aquí tenéis ... uvas.

1. una
2. un
3. unas
4. unos

Vul het juiste lidwoord in:

Me gustan ... animales.

1. el
2. la
3. los
4. las

De personen in het Spaans

Weet jij nog wie ik/jij/hij... is?

Ik

Jij

Hij

Zij (enkelvoud)

Wij

Jullie

Zij (meervoud)

u (meervoud)

u

Yo

Tú

él

ella

Nosotros/-as

Vosotros/-as

ellos/ellas

ustedes

usted

Het werkwoord ser (zijn)

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Yo ... una profesora.

1. eres
2. somos
3. es
4. soy

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Mi madre y yo ... vegetarianas.

1. soy
2. sois
3. somos
4. son

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Isabela y Mateo ... españoles.

1. es
2. sois
3. son
4. somos

El presente (pag.74 tekstboek)

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Mi madre (comer) ______ una naranja.

1. como
2. come
3. comes
4. comen

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Yo (escribir) ________ una carta.

1. escribo
2. escribes
3. escribe
4. escribimos

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Nosotros (hablar) _______ mucho.

1. hablo
2. habláis
3. hablamos
4. hablan

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Paula y Julia (vivir) ______ en Madrid.

1. vivimos
2. vivís
3. vivo
4. viven

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Mi amigo y yo (beber) _______ un té.

1. bebo
2. bebes
3. bebemos
4. beben

Estar (pag.76 tekstboek)

                  Estar = zijn/zich bevinden

ik ben

Jij bent

hij/zij/ het is/ u bent

Wij zijn

Jullie zijn

Zij zijn

Yo

Tú

Él/ella/usted

Nosotros

Vosotros

Ellos/ellas/ustedes

estoy

estás

está

estamos

estáis

están

Vul de juiste vorm in van estar:

Tú ________ en el colegio.

1. estoy
2. estás
3. estamos
4. está

Vul de juiste vorm in van estar:

La biblioteca _____ delante del parque.

1. está
2. están
3. estás
4. estáis

Vul de juiste vorm in van estar:

Vosotros ________ en Holanda.

1. estamos
2. están
3. estoy
4. estáis

Vul de juiste vorm van estar in:

Yo _______ en el supermercado.

1. estoy
2. estás
3. está
4. están

Einde / Fin

Heel veel succes met de toetsweek!

¡Mucha suerte! :-)