Imparfait

Hoe noem je de imparfait in het Nederlands?
A
o.t.t
B
o.v.t
C
v.t.t.
D
v.v.t
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Hoe noem je de imparfait in het Nederlands?
A
o.t.t
B
o.v.t
C
v.t.t.
D
v.v.t

Slide 1 - Quizvraag

Waar herken je de imparfait aan?
A
Aan de uitgang van het werkwoord
B
Aan het onderwerp van de zin
C
Aan het hulpwerkwoord
D
Aan het voltooid deelwoord

Slide 2 - Quizvraag

Noteer de uitgangen van de imparfait
je-tu-il-nous-vous-ils

Slide 3 - Open vraag

Kies de juiste vorm van de imparfait

Elle a eu/ avait/ avais une rencontre avec son meilleur ami.

A
a eu
B
avait
C
avais

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de imparfait

Vous faisions/ faisiez/faites de la natation tous les jeudis?

A
faisions
B
faisiez
C
faites

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de imparfait

Ils chantaient/ chantions/ chantait une belle chanson.
A
chantaient
B
chantions
C
chantait

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de imparfait

Il y avait/ avais/ a beaucoup de monde.
A
avait
B
avais
C
a

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:

elle avait?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de vertaling van

vous faisiez?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de juiste vertaling van

Ils chantaient?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verschil tussen

Il y avait en c´était?

Slide 11 - Open vraag