AFP Maagdarm04

Waar in de buikholte ligt de lever?
A
links onder de ribboog
B
links tegen het bekken
C
rechts onder de ribboog
D
rechts tegen het bekken
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waar in de buikholte ligt de lever?
A
links onder de ribboog
B
links tegen het bekken
C
rechts onder de ribboog
D
rechts tegen het bekken

Slide 1 - Quizvraag

Noem vier functies van de lever.

Slide 2 - Open vraag

Waarom is gal geel?

Slide 3 - Open vraag

Welke stof kan gal helpen afbreken?
A
Eiwit
B
Suiker
C
Vet
D
Vitamine

Slide 4 - Quizvraag

De alvleesklier maakt enzymen die helpen bij de vertering van:
A
vitamines en mineralen
B
eiwitten, vetten en koolhydraten
C
suikers
D
vezels

Slide 5 - Quizvraag

Antwoord: 
 Het exocriene deel van de alvleesklier maakt verteringsenzymen aan. Trypsine zorgt voor de vertering van eiwitten, amylase voor de vertering van koolhydraten en lipase
zorgt voor de vertering van vetten.

Slide 6 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Het endocriene deel van de pancreas geeft hormonen af aan het bloed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Het exocriene deel van de pancreas geeft verteringsenzymen af aan de darm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Het exocriene deel van de pancreas geeft verteringsenzymen af aan het bloed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Het endocrine deel van de pancreas geeft hormonen af aan de darm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat verteren de volgende verteringsenzymen ? 
Sleep het enzym op de voedingsstof
Vetten
Koolhydraten
Eiwitten
Amylase
Lipase
Trypsine

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de functie van speeksel in de pens?
A
Speeksel zorgt voor een goede zuur-basebalans in de pens.
B
Speeksel zorgt ervoor dat het voedsel niet te veel gaat schuimen in de pens.
C
a en b zijn beide juist.
D
a en b zijn beide onjuist.

Slide 12 - Quizvraag

Antwoord: 
Speeksel werkt, met een hoge pH-waarde, als buffer in de pens. Ook heeft speeksel en schuimonderdrukkend effect in de pens.

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel snijtanden heeft een schaap in de bovenkaak?

Slide 14 - Open vraag

Wat voor soort kiezen hebben herkauwers?
A
Knipkiezen
B
Knobbelkiezen
C
Plooikiezen

Slide 15 - Quizvraag

Waar haalt een konijn de meeste voedingsstoffen uit de voeding?
A
In de dunne darm
B
In de dikke darm
C
In de dikke darm en bij de vertering van de nachtkeutels
D
Bij de vertering van de nachtkeutels (caecotroof)

Slide 16 - Quizvraag

Antwoord: 
De voedingsstoffen uit de voeding komen pas vrij in de dike darm. Daardoor kunnen ze niet allemaal worden opgenomen in het lichaam. Het konijn poept die voedingsstoffen uit in de vorm van speciale keutels: nachtkeutels. Door de nachtkeutels opnieuw op te eten, kan er te een tweede vertering plaatsvinden, waarbij veel voedingsstoffen alsnog kunnen worden opgenomen.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het gebit van haasachtigen en dat van
knaagdieren?

Slide 18 - Open vraag

Waarvoor gebruiken vogels hun snavel bij het eten?

Slide 19 - Open vraag

Waarvoor dient de krop bij vogels?

Slide 20 - Open vraag

Welke maag van een vogel heeft dezelfde functie als de maag bij
vleeseters en alleseters?

Slide 21 - Open vraag

Waar komt de dikke darm bij vogels op uit?
A
Anus
B
Blaas
C
Cloaca
D
Rectum

Slide 22 - Quizvraag

Welke maag heft dezelfde functie als de maag van vleeseters en
alleseters?
A
Boekmaag
B
Lebmaag
C
Netmaag
D
Pens

Slide 23 - Quizvraag

Welke kleur hebben de afvalproducten uit het
spijsverteringsstelsel bij vogels?
A
Bruin of geel
B
Groen of bruin
C
Groen of geel
D
Wit of geel

Slide 24 - Quizvraag

Wat is GEEN aanwijzing voor een probleem aan de maag of de
darmen?
A
Braken
B
Diarree
C
Buikpijn
D
Geelzucht

Slide 25 - Quizvraag

Antwoord: 
Dit is just. Geelzucht wordt veroorzaakt door een leverafwijking of bloedarmoede en is dus geen verschijnsel van een maag-darmprobleem. De overige verschijnselen kunnen allemaal
we door maag-darmproblemen veroorzaakt worden.

Slide 26 - Tekstslide

Noem ten minste twee oorzaken van buikpijn (koliek) bij
paarden.

Slide 27 - Open vraag

Bij welke vier van deze 7 klachten laat je een dier sowieso door een dierenarts:
1. Een hond die een dag bruine diarree heeft zonder bloed.
2. Een hond die probeert te braken, maar er komt niks uit.
3. Een hond van 1 jaar die een keer gebraakt heeft, maar niet ziek is.
4. Een kat die braakt en diarree heeft.
5. Een kat die braakt en jonger is dan 4 maanden
6. Een kat die een keer per maand een haarbal uitbraakt.
7. Een koniin van 1 iaar die een keer niet wil eten.

Slide 28 - Open vraag

Welke twee onderzoeksmethoden kunnen worden gebruikt om
een alvleesklierontsteking vast te stellen?

Slide 29 - Open vraag

Wat zijn verschijnselen bij EPI?
A
toename in gewicht, als gevolg van toename van eetlust, toename ontlasting productie, bleke ontlasting, doffe vacht
B
afvallen, ondanks toename van eetlust, toename ontlasting productie, bleke ontlasting, doffe vacht
C
afvallen, ondanks toename van eetlust, afname ontlasting productie, bleke ontlasting, doffe vacht
D
afvallen, ondanks toename van eetlust, afname ontlasting productie, bleke ontlasting, kaalheid

Slide 30 - Quizvraag

Waardoor word een beginnende leveraandoening vaak niet
herkend?
A
Doordat er nog geen verschijnselen zijn.
B
Omdat de lever niet zichtbaar is aan de buitenkant van een dier
C
Omdat de lever zichzelf geneest.
D
De verschijnselen zijn vaak zeer mild en weinig specifiek.

Slide 31 - Quizvraag

Antwoord: 
Antwoord D wordt door ontwikkelcentrum gegeven, maar ik denk dat antwoord A ook goed verdedigbaar is !!

Slide 32 - Tekstslide

Welk symptoom is specifiek voor leverafwijkingen?
A
Bleke slijmvliezen
B
Geelzucht
C
Groene ontlasting
D
Roodbruine urine

Slide 33 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Bij cirrose kan de oorzaak vaak behandeld worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Bij een reactive leverontsteking ligt de oorzaak vaak buiten de lever.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Waar of niet waar?
De lever heeft een groot herstelvermogen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Leptospirose bij de hond tast de lever aan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Welke leverafwijking kan er ontstaan wanner je een kat te snel
laat afvallen?

Slide 38 - Open vraag

Wat is er afwijkend bij een dier met een aangeboren PSS?
A
De leverader vertakt zich in kleine adertjes, waardoor kortsluiting ontstaat tussen de poortader en de onderste holle ader.
B
Deze dieren hebben een extra ader, waardoor bloed vanuit de lever naar de darm stroomt.
C
Deze dieren hebben een extra ader, waardoor bloed vanuit de poortader direct naar de onderste holle ader stroomt, in plaats van via de lever.
D
De leverslagader vertakt zich in kleine adertjes, waardoor kortsluiting ontstaat tussen de leverslagader en de aorta.

Slide 39 - Quizvraag

Welke vitamines worden bij een galwegobstructie onvoldoende
uit de darm opgenomen?
A
Suiker
B
Water oplosbare vitaminen
C
Water- en vet oplosbare vitaminen
D
Vet oplosbare vitaminen

Slide 40 - Quizvraag

Welke drie ontstekingen zie je bij katten met een triaditis?

Slide 41 - Open vraag