2.3.1 lezen: feiten/ meningen en moeilijke woordenwijzer

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten. 

Hoofdstuk 2, §2.8 spelling, opdr 9, 11, 12
maken en nakijken
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 
In deze paragraaf leer je: 

  • wat feiten en meningen zijn;
  • feiten en meningen herkennen;
  • de Moeilijkewoordenwijzer toepassen;
  • het opsommend tekstverband herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis
opdracht 1 

Slide 5 - Tekstslide

Feiten en meningen
In teksten kom je feiten en meningen tegen.

Een feit is iets wat werkelijk zo is of wat echt is gebeurd.
Het is een feit dat de Maastoren het hoogste Nederlandse gebouw is, want dit is werkelijk zo. Het is ook een feit dat het gebouw op 28 mei 2010 officieel is geopend, want dit is echt gebeurd. Beide feiten kun je controleren.

Een mening is wat een persoon van iets vindt.
Meningen verschillen vaak. De een vindt hoge flatgebouwen prachtig. Een ander is juist van mening dat grote steden verpest worden door al die hoogbouw.
Andere woorden voor mening zijn: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.

Slide 6 - Tekstslide

Feit of mening?
Lezen is leuk
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Feit of mening?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quizvraag

Een paard is een zoogdier.
Feit of mening?
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

''Spinazie is vies''. Is dit een feit of mening?
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quizvraag

Feit of mening?
Mijn broek is blauw.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening:
Vandaag is het maandag.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?:
Eten is saai.
A
Feit
B
Mening.

Slide 13 - Quizvraag

"levensgevaarlijk dus!"
Feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Morgen moet ik naar de tandarts.

Feit of mening?
A
feit
B
mening

Slide 15 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb geen broers.
A
feit
B
mening

Slide 16 - Quizvraag

Moeilijke woordenwijzer
Gebruik de Moeilijkewoordenwijzer als je tijdens het lezen een woord tegenkomt die je niet kent.

1. Stel eerst de vraag: is het woord belangrijk? Misschien begrijp je de tekst ook wel zonder dat je weet wat de betekenis is. Als dat zo is, dan lees je gewoon verder.  


Slide 17 - Tekstslide

Moeilijke woordenwijzer
2. Zo ja, kun je de betekenis afleiden uit de context (= zinnen in de buurt van het woord)?
Bijvoorbeeld: in de tekst staat
• een omschrijving;
• een synoniem;
• een voorbeeld;
• een woord met de tegengestelde betekenis;
• een zin die je op een idee brengt.

• Zoek het woord op in een woordenboek of vraag de betekenis aan iemand.

Slide 18 - Tekstslide

Moeilijke woordenwijzer
3. Geen aanwijzing in de tekst?
• Zoek het woord op in een woordenboek of vraag de betekenis aan iemand.

Wanneer je een woordenboek gebruikt, lees je niet het hele woordenboek. Je hebt een vraag en je zoekt in het woordenboek alleen het antwoord op die vraag. Deze leesstrategie heet zoekend lezen.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 3
Maken met je buur, daarna bespreken in de klas. 
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk
Hoofdstuk 2, §2.3 lezen, opdr 4 en 5

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek

Niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting
Geef per zin of zinsgedeelte aan: feit of mening. 

a. Drie grote supermarktketens gaan, nu de scholen weer zijn begonnen, snoep bij de kassa in de ban doen.
b. ‘maar er zijn in supermarkten nog veel méér strategische plekken waar producten staan die speciaal gericht zijn op kinderen.'
c. ‘Alle beetjes helpen,’ zegt de woordvoerster van het Voedingscentrum.



Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Hoofdstuk 2, §2.3 lezen, opdr 4 tm 6
 maken en nakijken

Slide 23 - Tekstslide