3bk - Les 7 - woorden + werkwoorden K4

Gutentag
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Gutentag

Slide 1 - Tekstslide

PERIODE 3
vrijdag - 25 maart: 
toets Kapitel 4

woordjes
 werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 4 - sport, vrije tijd & gezondheid
Grammatik:
A: sterke werkwoorden met klinkerwissel
B: trappenvan vergelijking
C: (zwakke) werkwoorden in de voltooide tijd
D: zinsontleding
E: der-groep en ein-groep

Slide 3 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling:
duschen - hij doucht

A
er duschete
B
er duscht
C
er duschet

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:
Jij heet Tina.
A
Du heißt Tina.
B
Du heißst Tina.

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:
zij groet Anja - grüßen
A
Sie grüßt Anja
B
Sie grußt Anja

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:
wat heb jij gedaan? (machen)
A
Was hast du gemachen?
B
Was hast du gemacht?

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de voltooide tijd (ich-vorm ) van 'grüßen' ?
A
ich habe grüßt
B
ich habe gegrüßt

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste vertaling van
"jullie hebben"?
A
ihr habt
B
sie habet
C
du hast
D
sie haben

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van 'ik heb'?
A
ich hatte
B
ich habbe
C
ich habet
D
ich habe

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van "jij bent"?
A
du hast
B
du ist
C
du isst
D
du bist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van "wij zijn"?
A
wir sein
B
wir sind
C
wir seid
D
wir waren

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord weglegen?
A
er hat geweglegt
B
er hat weggelegt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord nachspielen
A
er hat nachgespielt
B
er hat nachgespielen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste wir-vorm in Perfekt van het werkwoord 'glauben'?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de juiste du-vorm in Perfekt van het werkwoord 'antworten'?

Slide 23 - Open vraag

Vertaal: hij heeft niets georganiseerd (er - organieren - nichts)
A

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'benutzen'?

Slide 25 - Open vraag