7.3 Hoe komt de overheid aan geld?

H7 Wie heeft het voor het zeggen?
Paragraaf 7.3 Hoe komt de overheid aan geld?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H7 Wie heeft het voor het zeggen?
Paragraaf 7.3 Hoe komt de overheid aan geld?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.2
  • Je kunt uitleggen waarom er sociale zekerheid is.
  • Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel te maken heeft met sociale zekerheid.
  • Je kunt de verschillen uitleggen tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen.
  • Je kunt twee overheidsmaatregelen noemen om de sociale zekerheid betaalbaar te houden.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 7.2
  • Actieven
  • Sociaal minimum
  • Sociale voorzieningen
  • Solidariteitsbeginsel
  • Volksverzekering
  • Werknemersverzekering

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 7.3
  • Je kunt enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen en bij elke twee voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
  • Je kunt uitleggen hoe bij de belasting het profijtbeginsel wordt toegepast.

Slide 5 - Tekstslide

Inkomsten voor het rijk
De overheid krijgt op verschillende manieren inkomsten binnen:
  • Als je iets koopt, betaal je btw en soms accijns.
  • Iedereen die een inkomen heeft, betaalt inkomstenbelasting.
  • Bv's en Nv's betalen vennootschapsbelasting over hun winst.
  • Andere inkomsten zijn de niet-belastingontvangsten, zoals winst van overheidsbedrijven en boetes.

Slide 6 - Tekstslide

Directe of indirecte belastigen
  • Directe belastingen worden rechtstreeks aan de overheid betaald, zoals inkomens- en vennootschapsbelasting.
  • Indirecte belastingen gaan met een omweg naar de overheid. Voorbeeld hiervan zijn btw en accijnzen.

Slide 7 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel
  • Bij de inkomstenbelasting wordt er gekeken naar je draagkracht. Je draagkracht is groter als je een hoger inkomen hebt.
  • Bij de inkomstenbelasting past de overheid het draagkrachtbeginsel toe.
  • Wie veel kan betalen, moet in verhouding ook meer belasting betalen. Dat zie je terug in het progressieve tarief van de inkomstenbelasting.
  • Ook sommige heffingskortingen zijn een toepassing van het draagkrachtbeginsel.
  • De draagkracht van AOW'ers is bijvoorbeeld vaak wat minder. Daarom krijgen zij een extra heffingskorting.

Slide 8 - Tekstslide

Profijtbeginsel
  • Bij het heffen van belastingen en andere heffingen kan de overheid ook als uitgangspunt het profijtbeginsel toepassen.
  • Je betaalt dan omdat je gebruikmaakt van goederen of diensten die de overheid levert.
  • Het profijtbeginsel wordt bijvoorbeeld toegepast bij de motorrijtuigenbelasting, want die betaal je als je een auto hebt en dus gebruikmaakt van de wegen. Dit is ook een houderschapsbelasting, want je betaalt voor het bezit van de auto.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Je kunt nu
  • Je kunt enkele belangrijke overheidsinkomsten noemen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen en bij elke twee voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen bij welke belasting het draagkrachtbeginsel wordt toegepast.
  • Je kunt uitleggen hoe bij de belasting het profijtbeginsel wordt toegepast.

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 7.3
  • Directe belastingen
  • Draagkrachtbeginsel
  • Indirecte belastingen
  • Inkomstenbelasting
  • Motorrijtuigenbelasting
  • Niet-belastingontvangsen
  • Profijtbeginsel
  • Vennootschapsbelasting

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten: 7.3: 3, 4, 5, 7, 8 en 9 
Maken Rekenopdrachten: 12 en 13
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 7.3
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 7.3
 

timer
25:00

Slide 13 - Tekstslide