H7D2 - KBL
Wat wordt met het woord ontbrandingstemperatuur
bedoeld.
bedoeld.
A
de temperatuur waarbij de stof gaat branden
B
de temperatuur waarbij de stof gaat doven
C
dit geeft een temperatuur aan van precies 100 ˚C
D
dit is de temperatuur waarop de stof gaat roken
1 / 20
Onderdelen in deze les
Wat wordt met het woord ontbrandingstemperatuur
bedoeld.
bedoeld.
A
de temperatuur waarbij de stof gaat branden
B
de temperatuur waarbij de stof gaat doven
C
dit geeft een temperatuur aan van precies 100 ˚C
D
dit is de temperatuur waarop de stof gaat roken
Slide 1 - Quizvraag
Is het volgende bewering
goed of fout bij brand?
- Met je lichaam en hoofd zo hoog mogelijk blijven.
goed of fout bij brand?
- Met je lichaam en hoofd zo hoog mogelijk blijven.
A
goed
B
fout
Slide 2 - Quizvraag
Wat is goed voor
de kringloop in een bos?
de kringloop in een bos?
A
afgevallen bladeren opruimen
B
omgevallen bomen laten liggen
C
de dieren wegjagen
D
de insecten verdelgen
Slide 3 - Quizvraag
Welke is geen verbrandingsvoorwaarde?
A
zuurstof
B
water
C
brandstof
D
temperatuur
Slide 4 - Quizvraag
In welke groep organismen vindt fotosynthese plaats?
A
in de afvaleters
B
in de consumenten
C
in de producenten
D
in de reducenten
Slide 5 - Quizvraag
Is het volgende bewering
goed of fout bij brand?
- Ramen en deuren open houden.
goed of fout bij brand?
- Ramen en deuren open houden.
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quizvraag
Wie zijn de
afvaleters?
afvaleters?
A
bacteriën en
schimmels
B
dieren en
mensen
C
mestkevers en
doodgravers
D
planten
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet de laag
waarin de reducenten leven?
waarin de reducenten leven?
A
humuslaag
B
grondlaag
C
strooisellaag
D
bodemlaag
Slide 8 - Quizvraag
Alleen consumenten en afvaleters verbranden glucose om energie te maken.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Groene planten zijn
de ................................ van
voedingsstoffen.
de ................................ van
voedingsstoffen.
A
consumenten
B
producenten
C
reducenten
D
gebruikers
Slide 10 - Quizvraag
Wat geldt voor
de strooisellaag?
de strooisellaag?
A
deze wordt
steeds dikker
B
dit is hetzelfde
als humus
C
is gevarieerd
in je tuin
D
hij bestaat uit
natuurlijk afval
Slide 11 - Quizvraag
Is het volgende bewering
goed of fout bij brand?
- Laag bij de grond blijven.
goed of fout bij brand?
- Laag bij de grond blijven.
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quizvraag
Welke organisme
is een consument?
is een consument?
A
wortel
B
koe
C
notenboom
D
champignon
Slide 13 - Quizvraag
Afvaleters, consumenten, producenten en reducenten verbranden glucose om energie te maken.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wat is er nodig voor
de verbranding van houtskool?
de verbranding van houtskool?
A
brandstof +
zuurstof
B
zuurstof +
temperatuur
C
brandstof + temperatuur
D
temperatuur +
water
Slide 15 - Quizvraag
De boer haalt al zijn
gewassen van het land.
gewassen van het land.
A
De boer moet volgende jaar weer gewassen op de akker
gaan verbouwen.
B
De boer moet volgende jaar kunstmest op de akker
gaan strooien.
Slide 16 - Quizvraag
De laag waarin
de afbrekers leven heet?
de afbrekers leven heet?
A
humuslaag
B
strooisellaag
Slide 17 - Quizvraag
Dieren noemen we
de .......................................... van
voedingsstoffen.
de .......................................... van
voedingsstoffen.
A
reducenten
B
producenten
C
consumenten
D
makers
Slide 18 - Quizvraag
Waar vind je
de dikste strooisellaag?
de dikste strooisellaag?
A
in het bos
B
in de moestuin
C
in een bloemenpark
D
in de sloot
Slide 19 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de kringloop
als de boer zijn gewassen
van het land haalt?
als de boer zijn gewassen
van het land haalt?
A
de consumenten
gebruiken de voedingsstoffen
B
de afvaleters
gebruiken de voedingsstoffen
C
er ontstaat
geen humus
D
de reducenten zetten
afval om in mineralen
