Werkwoordspelling totaal

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Mijn oom REIST iedere dag met de trein naar Zwolle.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf
D
vd

Slide 6 - Quizvraag

HIELD hij wel eens een penalty tegen?
A
pvtt
B
pvvt
C
inf
D
vd

Slide 7 - Quizvraag

Wij hebben ontzettend GELACHEN om de clown in het circus.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf
D
vd

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb alles opnieuw MOETEN doen.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf
D
vd

Slide 9 - Quizvraag

PVVT
Persoonsvorm verleden tijd



  • Zwakke werkwoorden


  • Sterke werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van vorm
(net als de sterke Hulk die van kleur verandert).

worden - ik werd, jij werd, wij werden
zingen - ik zong, jij zong, wij zongen
lopen - ik liep, jij liep, wij liepen
genieten - ik genoot, jij genoot, wij genoten
lezen - ik las, jij las, wij lazen
kijken - ik keek, jij keek, wij keken
helpen - ik hielp, jij hielp, wij hielpen
doen - ik deed, jij deed, wij deden
gaan - ik ging, jij ging, wij gingen
blijven - ik bleef, jij bleef, wij bleven
hebben - ik had, jij had, wij hadden



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De agent ... (bevrijden, VT) de hond uit de auto.
A
bevrijde
B
bevrijdde

Slide 14 - Quizvraag

.... (bestellen, VT) die jongen echt zes frikandellen tegelijk?
A
Bestelde
B
Besteldde

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Ik ben docent GEWORDEN.
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
bn

Slide 21 - Quizvraag

Hans ... (worden, TT) later brandweerman.
A
word
B
wordt

Slide 22 - Quizvraag

NIEZEND rende ze de klas uit.
A
inf
B
bn
C
vd
D
od

Slide 23 - Quizvraag

Wat ... (betekenen, TT) dit precies?
A
betekent
B
betekend

Slide 24 - Quizvraag

Mijn buurman heeft altijd zo'n auto WILLEN hebben.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf
D
vd

Slide 25 - Quizvraag

Al DOENDE leer je.
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
od

Slide 26 - Quizvraag

De honden van de buren ... (keffen, VT) de hele nacht door.
A
kefte
B
keften
C
kefde
D
kefden

Slide 27 - Quizvraag

... (worden, TT) je neefje ook zo gek van die bemoeizuchtige juf?
A
Word
B
Wordt
C
Werd

Slide 28 - Quizvraag

Het BEZETTE gebied is eigenlijk niet meer toegankelijk.
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
bn

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide