Tegenwoordig deelwoord + rest hh

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7,8

Tegenwoordig deelwoord 

Hoe ben je iets aan het doen?

Huilend loop ik naar school, lachend vertel ik een mop, kwijlend kijk ik naar chocola. 

Hoe schrijven we dit?

Hele werkwoord + een d!!! Altijd een d! 

Maak een zin met een goed geschreven tegenwoordig deelwoord.

Herstellen - Henk ligt ... in het ziekenhuis.

Strijken - Mijn tante staat altijd ... te bellen.

Bellen - Mijn tante staat altijd ... te strijken.

Braden - Mijn vader bereidt ... het vlees.

Stinken - De kat struinde ... door het huis.

Hijgen - Niek plofte ... op de bank.

Wachten - Marinte keek ... om zich heen.

Branden - De kaars werd ... verplaatst.

Klimmen - Het meisje verplaatste zich ... over het hek.

Verwoesten - De orkaan bracht ... veel schade aan.

Vliegen - De eend verdween ... in de verte.

Genieten - Ilse at ... haar ijsje op.

Kijken - De ouders liepen ... over het schoolplein.

Eten - Zij maakte haar huiswerk al ...

Wat hebben we tot nu toe geleerd? 

tt: ik fiets hij fietst wij fietsen 

vt: ik fietste hij fietste wij fietsten 

voltooid: ik heb gefietst

bijvoeglijk voltooid: de gefietste route

tegenwoordig deelwoord: fietsend naar huis

tt - maken
Jij ... de mooiste schilderijen.

tt - flossen
Mijn ouders ... elke avond hun tanden.

tt - filmen
... jij je vader op zijn werk?

tt - raden
Ik ... het goede antwoord.

tt - verven
Hij ... de muren geel.

tt - lopen
Gingen wij samen naar school ... ?

Wat hebben we tot nu toe geleerd? 

tt: ik fiets hij fietst wij fietsen 

vt: ik fietste hij fietste wij fietsten 

voltooid: ik heb gefietst

bijvoeglijk voltooid: de gefietste route

tegenwoordig deelwoord: fietsend naar huis

vt - maken
Ik ... op 1 januari het cadeau open.

vt - vouwen
Jij ... vorige week alle kleren op.

vt - beloven
Hij ... mij het niet door te vertellen.

vt - fotograferen
Toen ... Bert en Ernie de paarden.

vt - lachen
Bert en Ernie ... vorige week erg hard.

Wat hebben we tot nu toe geleerd? 

tt: ik fiets hij fietst wij fietsen 

vt: ik fietste hij fietste wij fietsten 

voltooid: ik heb gefietst

bijvoeglijk voltooid: de gefietste route

tegenwoordig deelwoord: fietsend naar huis

vd - filmen
Papa heeft mij ...

vd - beleven
Ik heb avonturen ...

vd - passen
Ik heb de schoenen ...

vd - halen
Tom heeft zijn diploma ...

vd - verhuizen
Ik ben naar Amerika ...

Wat hebben we tot nu toe geleerd? 

tt: ik fiets hij fietst wij fietsen 

vt: ik fietste hij fietste wij fietsten 

voltooid: ik heb gefietst

bijvoeglijk voltooid: de gefietste route

tegenwoordig deelwoord: fietsend naar huis

bijvoeglijk vd - opladen
Ik pak mijn ... telefoon.

bijvoeglijk vd - inkleuren
Ik hang de ... tekening op.

bijvoeglijk vd - koken
Ik eet het ... ei

Wat hebben we tot nu toe geleerd? 

tt: ik fiets hij fietst wij fietsen 

vt: ik fietste hij fietste wij fietsten 

voltooid: ik heb gefietst

bijvoeglijk voltooid: de gefietste route

tegenwoordig deelwoord: fietsend naar huis

td - dromen
Ik zat ... op de bank.

td - parkeren
Ik belde al ... met mijn moeder.

td - kwijlen
Ik keek ... naar de chocolaatjes.

Maak een zin met een voltooid deelwoord

Maak een zin met een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

Maak een zin met een tegenwoordig deelwoord.

Maak een zin met een woord met dt!