herhaling 2.4 en 2.5

Herhaling 2.4 en 2.5
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 2.4 en 2.5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waar zijn de kenmerken van DNA en RNA juist genoemd?
A
DNA is dubbelstrengs en RNA bestaat, net als DNA, uit nucleotiden
B
DNA bevat de stikstofbase thymine en RNA is dubbelstrengs
C
DNA bevat de suiker ribose en RNA bevat de stikstofbase uracil
D
DNA is opgebouwd uit nucleotiden en RNA bevat de suiker desoxyribose

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Van een stukje coderende steng DNA wordt een eiwit gemaakt: T T C A T G G T T A A C T A A
Welke aminozuren worden ingebouwd?
noteer zo: xxx-xxx-xxx-xxx-enz

Slide 5 - Open vraag

coderend DNA = T T C A T G G T T A A C T A A
mRNA wordt:     U U C A U G G U U A A C U A A

Dat levert de aminozuren op:
AUG = Met
GUU= Val
AAC = Asn

mRNA heeft precies dezelfde code als coderend DNA behalve dat de T een U wordt.

Slide 6 - Tekstslide

Mitose - celdelingen,
zijn nodig voor:

  • groei
  • herstel/wondgenezing
  • celvernieuwing
  • ongeslachtelijke voortplanting (denk aan delende bacteriën)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Beide chromatiden van 1 chromosoom breken op dezelfde plaats. Het gebroken stuk van het ene DNA-molecuul komt aan andere, en omgekeerd. Wat is het resultaat na celdeling?
A
Er ontstaan 2 cellen met 46 precies gelijke DNA-moleculen.
B
Er ontstaan 2 cellen met 46 DNA-moleculen. De ene cel heeft meer DNA dan de andere.
C
Er ontstaan een cel met 45 en een cel met 47 DNA moleculen.

Slide 9 - Quizvraag

DNA replicatie

Slide 10 - Tekstslide

De hoeveelheid DNA in rustende lichaamscel = x
Een tijd later vindt mitose plaats in deze cel. Hoeveel DNA bevat de cel tijdens de anafase.
A
1/2 x
B
x
C
2x
D
dat kun je niet weten

Slide 11 - Quizvraag

Rustende cel : DNA=x
rustend = Go

Later vindt mitose plaats, dus cel gaat de celcyclus in en start met G1 en daarna de S-fase.
Tijdens S-fase: DNA replicatie, dus x --> 2x

Dan mitose, en bij Anafase heeft de cel zich nog niet gedeeld, dus nog steeds 2x

Slide 12 - Tekstslide

Karyogram

Slide 13 - Tekstslide

Wat zien we hier?
A
2 zusterchromatiden
B
2 homologe chromosomen

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer is dit karyogram gemaakt?
A
Vlak voor de celdeling
B
Vlak na de celdeling
C
Kan je niet weten

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer is dit karyogram gemaakt?
A
Vlak voor de celdeling
B
Vlak na de celdeling
C
Kan je niet weten

Slide 16 - Quizvraag

Profase
Metafase
Anafase
Telofase
Interfase

Slide 17 - Sleepvraag

Welke fasen van de celcyclus worden bedoeld bij I, II en III?

I: In deze fase worden de meeste organellen bijgemaakt
II: Aan het eind van deze fase bestaat een chromosoom uit 2 chromatides
III: In deze fase worden de enzymen voor de DNA-replicatie gemaakt

A
I= G1, II= M en III=S
B
I=G1, II=S en III=G2
C
I=G2, II=S en III=G1
D
I=G2, II=M en III=S

Slide 18 - Quizvraag

Kanker = 
ongecontroleerde celdeling

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Kanker

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Hoe komt het dat chemotherapie juist bij jonge kinderen veel bijwerkingen heeft?
A
Veel cellen zijn in de Go- fase van de celcyclus
B
Veel cellen zijn in de G1-fase van de celcyclus
C
Veel cellen zijn in de S-fase van de celcyclus
D
Veel cellen zijn in de G2-fase van de celcyclus

Slide 25 - Quizvraag

Cisplatine = cytostaticum. Door binding van cisplatine kan het DNA niet meer verdubbelen. Welke fase van de celcyclus wordt dan verstoord?

A
G1-fase
B
G2-fase
C
M-fase
D
S-fase

Slide 26 - Quizvraag

EINDE

herhaling 2.4 en 2.5

Slide 27 - Tekstslide