2G Modale werkwoorden: möchten

Leerdoelen
Ik kan aan het eind van de les het modalverb "möchten" toepassen
Ik weet aan het eind van de les hoe in Keulen carnaval gevierd wordt
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 12 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Ik kan aan het eind van de les het modalverb "möchten" toepassen
Ik weet aan het eind van de les hoe in Keulen carnaval gevierd wordt

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  •  Lesson Up (Karneval und das modale verb "möchten"
  • mondelinge toets (wie de mondelinge al heeft gedaan gaat verder met de woordentrainer 3.3 t/m 3.5

Slide 2 - Tekstslide

Modale werkwoorden 
möchten 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Grammatik D: Het werkwoord möchten

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Werkwoord 'möchten'
ich möchte                                      ik zou graag willen
du möchtest                                   jij zou graag willen
er/sie/es möchte                          hij/zij/het zou graag willen
wir möchten                                   wij zouden graag willen
ihr möchtet                                     jullie zouden graag willen
sie möchten                                   zij zouden graag willen
Sie möchten                                   U zou graag willen
timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Möchten 

Slide 8 - Tekstslide

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte

Slide 9 - Sleepvraag

Nächste Woche [möchten] wir nach Berlin fahren.
A
möchtet
B
möcht
C
möchten
D
möchtest

Slide 10 - Quizvraag

Ich [möchten] Deutsch sprechen.
A
möchte
B
möchtest
C
möchte
D
möchten

Slide 11 - Quizvraag

Ihr [möchten] mich helfen, müsst es aber nicht.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 12 - Quizvraag

Er [möchten] packen, damit er morgen in der Urlaub fahren kann.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 13 - Quizvraag

Ihr [möchten] kein Bier trinken? [können] ich euch etwas anderes anbieten?
A
möchte / kann
B
möchtet / kann
C
möchte / kannst
D
möchtet / kannst

Slide 14 - Quizvraag

Wir [möchten] bezahlen.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 15 - Quizvraag

[möchten] Sie etwas trinken?
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 16 - Quizvraag

Er [möchten] die Rechnung.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 17 - Quizvraag

Ich [möchten] etwas trinken, ihr [möchten] lieber etwas essen.
A
möchte / möchte
B
möchte / möchtet
C
möchtet / möchte
D
möchtet / möchten

Slide 18 - Quizvraag


Was hast du heute gelernt?

Slide 19 - Woordweb

Noem het hele rijtje van "möchten

Slide 20 - Tekstslide