3.3 - Rekenen met tijd

3.3 - Rekenen met tijd
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.3 - Rekenen met tijd

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3
  1. Je kent de verschillende eenheden van tijd (ms, cs, s, min, h, d, wk, a, Daa, ha, ka)
  2. Je kunt de eenheden naar elkaar omrekenen
  3. Je kunt een gegeven tijd overzichtelijk noteren

Slide 2 - Tekstslide

Eenheden van tijd (1)
Om tijd uit te drukken, gebruiken we heel veel verschillende eenheden. 
  • millennium (ka): Een millennium is een periode van 1000 jaar. Het symbool ‘ka’ komt van kilo annum.
  • eeuw (ha): Een eeuw is een periode van 100 jaar. Het symbool ‘ha’ komt van hecto annum.
  • decennium (Daa): Een decennium is een periode van 10 jaar. Het symbool ‘Daa’ komt van deca annum. 
  • jaar (a): Een jaar bestaat uit 365,25 dagen.

Slide 3 - Tekstslide

Eenheden van tijd (2)
  • maand (mnd): Weet jij of een maand bestaat uit 28, (29), 30 of 31 dagen? De maand is een eenheid die wij in de wetenschap liever niet gebruiken.
  • week (wk): Een week bestaat uit zeven dagen.
  • dag of etmaal (d): Een dag bestaat uit 24 uur.
  • uur (h): Een uur bestaat uit 60 minuten.
  • minuut (min): Een minuut bestaat uit 60 seconden.
  • seconde (s): Dit is veruit de meest gebruikte eenheid voor tijd.
  • centiseconde (cs): Dit is een honderdste van een seconde. 
  • milliseconde (ms): Dit is een duizendste van een seconde

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


1800 s = ... h
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal.
timer
0:30

Slide 8 - Open vraag


6 s = ... min
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. Afgerond op 1 decimaal

Slide 9 - Open vraag


2 d = ... min
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal.

Slide 10 - Open vraag


1,3 a = ... h
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. Afgerond op 1 decimaal!
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 11 - Open vraag


1,8 ka = ... a
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. 
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 12 - Open vraag


6008 min = ... d
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. Afgerond op 2 decimalen!
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 13 - Open vraag

Voorbeeldopgave 6
Marie is nog maar 0,256 a oud. Hoeveel HELE dagen, uur, minuten, seconden en centiseconden oud is zij?
Schrijf dus haar leeftijd in d, h, min, s en cs.
  • 0,256 a = 0,256 jaar dus 0 a
  • 0,256 * 365,25 = 93,504 d (dagen)
  • (93,504-93) x 24 = 12,096 h (uren)
  • (12,096-12) x 60 = 5,76 min (minuten)
  • (5,76-5) x 60 = 45,6 s (seconden)
  • (45,6-45) x 100 = 60 cs
  • dus het eindantwoord = 93 d, 12 h, 5 min, 45s, 60 cs

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 6
Marie is nog maar 0,256 a oud. Hoeveel HELE dagen, uur, minuten, seconden en centiseconden oud is zij?
Schrijf dus haar leeftijd in d, h, min, s en cs.
  • 0,256 a = 0,256 jaar dus 0 a
  • 0,256 x 365,25 = 93,504 d (dagen)
  • 0,504 x 24 = 12,096 h (uren)
  • 0,096 x 60 = 5,76 min (minuten)
  • 0,76 x 60 = 45,6 s (seconden)
  • 0,6 x 100 = 60 cs
  • dus het eindantwoord = 93 d, 12 h, 5 min, 45s, 60 cs

Slide 15 - Tekstslide


Schrijf 120,725 d op 
als d, h, min, s.
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Voorbeeldopgave 3

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
  1. Maak opdracht 35 t/m 41
  2. Kijk ze na
  3. Maak de oefentoets van tijden omreken op:
https://b.socrative.com/login/student/ 
Room name: KAMERLING1

Slide 19 - Tekstslide