3.3 - Rekenen met tijd

3.3 - Rekenen met tijd
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.3 - Rekenen met tijd

Slide 1 - Tekstslide

Eenheden van tijd (1)
Om tijd uit te drukken, gebruiken we heel veel verschillende eenheden. 
  • millennium (ka): Een millennium is een periode van 1000 jaar. Het symbool ‘ka’ komt van kilo annum.
  • eeuw (ha): Een eeuw is een periode van 100 jaar. Het symbool ‘ha’ komt van hecto annum.
  • decennium (Daa): Een decennium is een periode van 10 jaar. Het symbool ‘Daa’ komt van deca annum. 
  • jaar (a): Een jaar bestaat uit 365,25 dagen.
     

Slide 2 - Tekstslide

Eenheden van tijd (2)
  • maand (mnd): Weet jij of een maand bestaat uit 28, 30 of 31 dagen? De maand is een eenheid die wij in de wetenschap liever niet gebruiken.
  • week (wk): Een week bestaat uit zeven dagen.
  • dag of etmaal (d): Een dag bestaat uit 24 uur.
  • uur (h): Een uur bestaat uit 60 minuten.
  • minuut (min): Een minuut bestaat uit 60 seconden.
  • seconde (s): Dit is veruit de meest gebruikte eenheid voor tijd.
  • centiseconde (cs): Dit is een honderdste van een seconde. 
  • milliseconde (ms): Dit is een duizendste van een seconde

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


1800 s = ... h
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal.
timer
0:30

Slide 5 - Open vraag


6 s = ... min
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. Afgerond op 1 decimaal

Slide 6 - Open vraag


2 d = ... min
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal.

Slide 7 - Open vraag


1,3 a = ... h
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. Afgerond op 1 decimaal!
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 8 - Open vraag


1,8 ka = ... a
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. 
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 9 - Open vraag


6008 min = ... d
Geef je antwoord zonder eenheid. Dus alleen een getal. Afgerond op 2 decimalen!
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 10 - Open vraag

Voorbeeldopgave 6
Schrijf het volgende getal in d, h, min en s.
0,256 a

0,256 a = 0,256 jaar dus 0 a
0,256 * 365,25 = 93,504 d (dagen)
(93,504-93) x 24 = 12,096 h (uren)
(12,096-12) x 60 = 5,76 min (minuten)
(5,76-5) x 60 = 45,6 s (seconden)
(45,6-45) x 100 = 60 cs
dus het eindantwoord = 93 d, 12 h, 5 min, 45s 60 cs

Slide 11 - Tekstslide


Schrijf 120,725 d op 
als d, h, min, s.
gebruik in berekening: 
1 jaar = 365,25 dagen

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Voorbeeldopgave 3

Slide 14 - Tekstslide