3.3 - Rekenen met tijd

M&Tscience §3.3 - Rekenen met tijd
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

M&Tscience §3.3 - Rekenen met tijd
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Ben je van plan om de kanteltoets te maken.
A
Ja, ik moet
B
Ja, ik wil mijn havo cijfer verbeteren
C
Nee, heb wel onvoldoende op havo .
D
Nee, heb voldoende gehaald.

Slide 2 - Quizvraag

Welke energiesoorten ken je?

Slide 3 - Woordweb


Wie heeft er meer energie:
- Stan eet 6 boterhammen
- Blue-evy eet 10 boterhammen
A
Stan
B
Blue-evy
C
Even veel

Slide 4 - Quizvraag


Wie heeft er meer energie:
- Stan eet 6 boterhammen op 1 dag
- Blue-evy eet 10 boterhammen in 1 week
A
Stan
B
Blue-evy
C
Even veel

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
10
 Je kent de verschillende eenheden van tijd (ms, cs, s, min, h, d, wk, a, Daa, ha, ka) en kunt deze in elkaar omrekenen.
L3
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
11
 Je kunt een gegeven tijd overzichtelijk noteren.
L3

Slide 6 - Tekstslide

Maak één van de twee keuzes
Route 2
  • Zelfstandig en stil lezen en luisteren paragraaf §3.3 
  • Maken voorbeeldopgave 3 t/m 6
  • Daarna opdrachten maken 20 t/m 41 van §3.3 
  • Nakijken en verbeteren §3.3

Route 1:
  • Meedoen met uitleg van §3.3.
  • Daarna opdrachten maken 20 t/m 41 van §3.3
  • Nakijken en verbeteren §3.3

Slide 7 - Tekstslide

Eenheden van tijd (1)
  • Om tijd uit te drukken, gebruiken we heel veel verschillende eenheden. 
  • milliseconde (ms): Dit is een duizendste van een seconde. 
  • centiseconde (cs): Dit is een honderdste van een seconde. 
  • seconde (s): Dit is veruit de meest gebruikte eenheid voor tijd. 
  • minuut (min): Een minuut bestaat uit 60 seconden. 
  • uur (h): Een uur bestaat uit 60 minuten.
  • dag of etmaal (d): Een dag bestaat uit 24 uur. 
  • week (wk): Een week bestaat uit zeven dagen. 

Slide 8 - Tekstslide

Eenheden van tijd (2)
  • maand (mnd): Weet jij of een maand bestaat uit 28, 30 of 31 dagen? De maand is een eenheid die wij in de wetenschap liever niet gebruiken. 
  • jaar (a): Een jaar bestaat uit 365,25 dagen.
  • decennium (Daa): Een decennium is een periode van 10 jaar. Het symbool ‘Daa’ komt van deca annum. 
  • eeuw (ha): Een eeuw is een periode van 100 jaar. Het symbool ‘ha’ komt van hecto annum.
  • millennium (ka): Een millennium is een periode van 1000 jaar. Het symbool ‘ka’ komt van kilo annum. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Voorbeeldopgave 3

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Volgende les
  • Maken en nakijken §3.3
  • Opdracht 20 t/m 41

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 6
Schrijf het volgende getal in d, h, min en s.
0,256 a

0,256 a = 0,256 jaar
0,256 * 365 = 93,44 d (dagen)
93,44 x 24 = 2242,56 h (uren)
2242,56 x 60 = 134553,6 min (minuten)
134553,6 x 60 = 8073216 s (seconden)

Slide 14 - Tekstslide