20221201 Samengestelde zinnen (2)
1 / 40
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
zinnen met meerdere pv's noemen we:
timer
0:20
A
moeilijke zinnen
B
lange zinnen
C
samengestelde zinnen
D
zinnen met werkwoorden
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus
zijn:
zijn:
timer
0:20
A
samengestelde zinnen
B
voegwoorden
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Samengestelde zinnen --> zijn zinnen met meer dan 1 persoonsvorm
Wat voor zin is dit?
Marlies koopt sieraden. Julia koopt nieuwe schoenen.
Marlies koopt sieraden. Julia koopt nieuwe schoenen.
timer
0:20
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de persoonsvormen?
De leerling wil zijn telefoon niet weg doen, want hij vindt TikTok interessanter dan de les.
De leerling wil zijn telefoon niet weg doen, want hij vindt TikTok interessanter dan de les.
timer
0:20
A
zijn - vindt
B
wil - doen
C
doen - interessanter
D
wil - vindt
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de persoonsvormen?
De voetbalster vond dat de scheids niet goed gekeken had.
De voetbalster vond dat de scheids niet goed gekeken had.
timer
0:20
A
vond - gekeken
B
gekeken - had
C
vond - had
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vul de juiste vormen van de persoonsvormen in:
..... (vinden) je thee lekker of ..... (willen) je liever chocomelk?
..... (vinden) je thee lekker of ..... (willen) je liever chocomelk?
timer
0:20
Slide 12 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de persoonsvormen?
Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
timer
0:20
A
reist - wil
B
reist - bezoeken
C
wil - zijn
D
wil - bezoeken
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de onderwerpen?
Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
timer
0:20
A
Alex - Rotterdam
B
Alex - hij
C
Alex - zijn zus
D
Rotterdam - Brussel
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de persoonsvormen?
Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
A
zal - halen
B
zal - leren
C
halen - gaat
D
zal - gaat
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de onderwerpen?
Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
A
haar diploma - ze
B
Elian - ze
C
Elian - de komende maanden
D
haar diploma - de komende maanden
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk voegwoord kun je op de .... zetten?
Elian zal haar diploma wel halen .... ze de komende maanden gaat leren.
Elian zal haar diploma wel halen .... ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
Slide 17 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Is de woordvolgorde juist of onjuist?
Morgen kom ik wat later op school, want moet ik eerst naar de tandarts.
Morgen kom ik wat later op school, want moet ik eerst naar de tandarts.
timer
0:20
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
timer
0:20
A
Toen ons elftal won, wij begonnen allemaal te juichen.
B
Meneer Jansen trakteert vandaag, want is hij jarig.
C
Nadat ik me gedoucht heb, ga ik ontbijten.
D
Lynn speelt gitaar, terwijl Lisa speelt de bas.
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Is de woordvolgorde juist of onjuist?
Daans ouders gaan dit jaar niet op vakantie, omdat ze hun huis gaan verbouwen.
Daans ouders gaan dit jaar niet op vakantie, omdat ze hun huis gaan verbouwen.
timer
0:20
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Is de woordvolgorde juist of onjuist?
Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, winnen wij de lotto.
Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, winnen wij de lotto.
timer
0:20
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor zin is dit?
Lieke gaat naar de stad en Isis blijft thuis.
Lieke gaat naar de stad en Isis blijft thuis.
timer
0:20
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor zin is dit?
Omdat mijn fietsband lek is, loop ik naar huis.
Omdat mijn fietsband lek is, loop ik naar huis.
timer
0:20
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zie je?
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
timer
0:20
A
2 losse zinnen
B
1 samengestelde zin
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor zin is dit?
Ik heb de bus gemist. Nu moet ik wachten.
Ik heb de bus gemist. Nu moet ik wachten.
timer
0:20
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
a) Je kunt ten allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
b) Linde krijgt een nieuwe fiets en een nieuwe iPhone.
b) Linde krijgt een nieuwe fiets en een nieuwe iPhone.
timer
0:20
A
a en b zijn enkelvoudige zinnen
B
alleen a is een samengestelde zin
C
alleen b is een samengestelde zin
D
a en b zijn samengestelde zinnen
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 27 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Is de stelling waar?
Je vindt de persoonsvorm in samengestelde zinnen met de tijdproef.
Je vindt de persoonsvorm in samengestelde zinnen met de tijdproef.
timer
0:20
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe herken je samengestelde zinnen?
timer
0:20
A
Door meerdere persoonsvormen en een of meerdere voegwoorden
B
Door één persoonsvorm en géén voegwoord
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een samengestelde zin?
timer
0:20
A
Woorden die samengevoegd zijn
B
Een zin met meer dan 1 persoonsvorm
C
Zinnen die bij elkaar staan
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
timer
0:20
A
Nu is een selfie in een seconde gepiept, maar is het resultaat daarom minder waard?
B
Tijdens het Museumweekend presenteerde de organisatie het allereersteSelfiemuseum.
C
Geen van beide
Slide 31 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 32 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
samengestelde zinnen herkennen
Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.
Slide 33 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
voegwoorden herkennen
Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.
Slide 34 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
samengestelde zinnen maken
Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.
Slide 35 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
meerdere pv's uit de zin halen
Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.
Slide 36 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf drie dingen
op die je deze les
hebt geleerd. Stel ook één vraag over iets dat je nog niet goed begrepen hebt.
op die je deze les
hebt geleerd. Stel ook één vraag over iets dat je nog niet goed begrepen hebt.
Slide 37 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
De twee zinnen in een samengestelde zin worden meestal verbonden met...
11
A
een werkwoord
B
een lidwoord
C
een voegwoord
D
een zelfstandig naamwoord
Slide 38 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zie je?
In de stortregen zoeken de scholieren een bushokje, zodat ze kunnen schuilen.
In de stortregen zoeken de scholieren een bushokje, zodat ze kunnen schuilen.
A
2 losse zinnen
B
1 samengestelde zin
Slide 39 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor zin is dit?
Ik zit op de bank, terwijl ik mijn huiswerk maak.
Ik zit op de bank, terwijl ik mijn huiswerk maak.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin
Slide 40 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
