QUIZ
De verkoopprijs inclusief btw is lager dan de verkoopprijs exclusief btw
A
Waar
B
Niet waar
1 / 42
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
De verkoopprijs inclusief btw is lager dan de verkoopprijs exclusief btw
A
Waar
B
Niet waar
Slide 1 - Quizvraag
Soms staat er bij een prijs "exclusief BTW".
Zit er dan wel BTW of geen BTW in die prijs?
Zit er dan wel BTW of geen BTW in die prijs?
A
wel BTW
B
geen BTW
Slide 2 - Quizvraag
Het btw-bedrag dat een bedrijf ontvangt van zijn klanten moet:
A
Het bedrijf afstaan aan de belastingdienst
B
Het bedrijf terugvragen aan de belastingdienst
C
Het bedrijf bij de omzet meetellen
D
Het bedrijf verdelen over de werknemers
Slide 3 - Quizvraag
Bij welke benaming is de verkoopprijs exclusief btw?
A
Bruto verkoopprijs
B
Consumentenprijs
C
Netto verkoopprijs
D
Inkoopfactuurprijs
Slide 4 - Quizvraag
Valt het volgende product onder de 9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%
Slide 5 - Quizvraag
De consumentenprijs is altijd
exclusief BTW
exclusief BTW
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...
BTW staat voor ...
A
belasting over de toenemende waarde
B
belasting tegen waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting over de toegevoegde waarde
Slide 7 - Quizvraag
Als het te vorderen btw-bedrag hoger is dan het te betalen btw-bedrag krijgt het bedrijf btw terug (terug te ontvangen btw)?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
De consumenten prijs is €67 (inclusief BTW), de BTW is 21%. Wat is de prijs zonder BTW?
A
€52,93
B
€55,37
Slide 9 - Quizvraag
Brutowinstmarge
A
Inkoopprijs = 100%
B
Verkoopprijs = 100%
Slide 10 - Quizvraag
Verkoopprijs € 100,-
Brutowinstmarge 20%
Bereken de inkoop(kost)prijs.
Brutowinstmarge 20%
Bereken de inkoop(kost)prijs.
A
€ 80,-
B
€ 83,33
C
€ 64,-
D
€ 16,67,-
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de verkoopprijs?
A
De inkoopprijs excl. brutowinstmarge
B
De inkoopprijs incl. brutowinstmarge
C
De prijs die je betaalt in de winkel
D
De prijs die een bedrijf betaalt aan zijn leverancier
Slide 12 - Quizvraag
Een ondernemer berekent een brutowinstmarge van 40%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 60,-. Hoeveel is de brutowinstmarge?
A
40
B
50
C
100
D
80
Slide 13 - Quizvraag
De brutowinstmarge is .......
A
een percentage van de verkoopprijs
B
een percentage van de omzet
C
een percentage van de btw
D
een percentage van de inkoopprijs
Slide 14 - Quizvraag
Waartoe leidt: inkoopprijs + brutowinstopslag?
A
Verkoopprijs inclusief BTW.
B
Inkoopprijs exclusief BTW.
C
Verkoopprijs exclusief BTW
D
Inkoopprijs inclusief BTW.
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer er wordt gesproken over brutowinstopslag, dan is de inkoopprijs gesteld
A
% boven het 100
B
% onder het 100
C
100%
D
50%
Slide 16 - Quizvraag
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Wat is de brutowinstopslag?
A
20
B
60
C
80
D
15
Slide 17 - Quizvraag
Bij de brutowinstopslag is de inkoopprijs 100%
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Een loungeset heeft een consumentenprijs van €499. De btw is 21% en de brutowinstmarge is 30%. Wat is de inkoopprijs?
Slide 19 - Open vraag
Wat is het verschil tussen brutowinstopslag en brutowinstmarge?
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Te betalen btw is de btw die......
A
je als bedrijf voor de inkoop hebt betaald en nu moet betalen aan de fiscus.
B
Wat je als bedrijf terug krijgt van de fiscus
C
je als bedrijf hebt ontvangen en nu moet betalen aan de fiscus.
D
Wat je als consument aan de fiscus moet betalen
Slide 30 - Quizvraag
Wat is geen directe belasting?
A
Inkomstenbelasting
B
Vennootschapsbelasting
C
BTW
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van directe belasting?
A
Accijns
B
btw
C
inkomstenbelasting
D
subsidie
Slide 32 - Quizvraag
De btw is een directe belasting
A
Juist
B
Onjuist
Slide 33 - Quizvraag
Wat is een andere naam voor de verlies- en winstrekening
A
Balans
B
Exploitatiebegroting
C
Resulatenrekening
D
liquiditeitsbalans
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een exploitatiebegroting?
A
De verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode
B
De verwachte omzet en uitgaven in een bepaalde periode
C
De verwachte omzet en kosten in een bepaalde periode
Slide 35 - Quizvraag
waar kun je de waarde van je gebouw terugvinden?
A
Exploitatiebegroting
B
winst en verlies rekening
C
Balans
D
Liquiditeitsbegroting
Slide 36 - Quizvraag
Wat staat er op een exploitatiebegroting?
A
Kosten en opbrengsten
B
Kosten en ontvangsten
C
Uitgaven en opbrengsten
D
Uitgaven en ontvangsten
Slide 37 - Quizvraag
Welke maak je aan het begin van het jaar?
A
exploitatiebegroting
B
Eindbalans
C
Resultatenrekening
Slide 38 - Quizvraag
Welke kant van de exploitatiebegroting?
Debet
Credit
Huurkosten
IWO
Nettowinst
Omzet
Afschrijvingskosten
Nettoverlies
Opbrengst goederen
Slide 39 - Sleepvraag
Kun je voorbeelden noemen van uitgaven op een exploitatiebegroting?
Slide 40 - Open vraag
Wat is het verschil tussen de exploitatiebegroting en de winst/verliesberekening?
Slide 41 - Open vraag
Van product A is de verkoopprijs € 12,-, de brutowinst is € 3,-. Hoeveel procent is de brutowinstmarge?
