Thema 5 basisstof 4 veranderde ecosystemen eerste deel!

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
IPAD in je tas  
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
IPAD in je tas  
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
5.4.1 Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.(deze les)
5.4.2 Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.(volgende les)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

1663
2015

Slide 4 - Tekstslide

BS 5.4 Veranderende ecosystemen
Successie is een proces waarbij binnen een bepaalde tijd een zichtbare verandering in de soortensamenstelling plaatsvindt binnen een habitat. 

Op den duur ontstaat er een stabiele levensgemeenschap. Hierin blijft de soortensamenstelling gedurende een langere periode hetzelfde, dit noem je het climaxstadium.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan indicatorsoorten zoals klaproos, slangenkruid, reseda en akkerdistel.

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken van een pionierstadium
  • Beperkte biodiversiteit (weinig verschillende planten- en diersoorten)

  • Bodem bevat weinig plantenresten (humus), voedselarm

  • Planten blootgesteld aan grote schommelingen in abiotische factoren (temperatuur, lichtintensiteit, wind)

  • Meeste planten zijn eenjarig en overleven als zaadje en hebben weinig concurrentie van andere soorten

Slide 10 - Tekstslide

Vb. van successie: verlanding

Slide 11 - Tekstslide

Kenmerken van successie
  • Toename van biodiversiteit van zowel planten als dieren
  • Er ontstaat een gelaagde begroeiing (bodembedekkers, kruiden, struiken, bomen)
  • Eenjarigen worden vervangen door meerjarigen, kruiden door houtige gewassen
  • De bodem verandert van humusarm naar humusrijk (voedselrijkdom)
  • Netto toename van biomassa (door CO2-opname)

Slide 12 - Tekstslide

Verschillende climaxstadia

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van een climax stadium
  • Grote variatie in climaxstadia door grote verschillen in bodem en klimaat (abiotische factoren)
  • Grote biodiversiteit (van planten én dieren)
  • Gelaagde vegetatie (bodemlaag/kruiden/struiken/bomen)
  • Gesloten energiekringloop (assimilatie = dissimilatie), geen netto groei
  • Gedempte invloed van abiotische factoren (microklimaat)

Slide 14 - Tekstslide

Primaire successie
  • Ongestoorde ontwikkeling van pionierstadium tot climax
  • Eerst is bodemvorming nodig (verwering van rotsen) en humusvorming (organische resten) voordat er successie optreedt

Slide 15 - Tekstslide

Secundaire successie
  • Na verstoring treedt (soms onvolledig) herstel op van het ecosysteem, gaat sneller dan primaire successie door aanwezigheid van humus in de bodem 

Slide 16 - Tekstslide

Herstel en secundaire successie na brand

Slide 17 - Tekstslide

hoe wordt de ontwikkeling van een pionierecosysteem naar een climaxecosysteem genoemd?

Slide 18 - Open vraag

welk kenmerk hoort bij een pionier ecosysteem?
A
gelaagde vegetatieopbouw
B
humusrijke bodem
C
sterke schommelingen in abiotische factoren
D
grote biodiversiteit

Slide 19 - Quizvraag

het herstel van de vegetatie na een natuurramp noemen we
A
primaire successie
B
secundaire successie
C
climax ecosysteem
D
pionier ecosysteem

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
Thema 5, BS 4
opdrachten: 
52 t/m 55 (pagina 129)

Slide 21 - Tekstslide

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
IPAD in je tas  
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 22 - Tekstslide

5.4 vervolg
Gradiëntsysteem
Indicatorsoorten
modeleren
evenwichtssituatie

Slide 23 - Tekstslide

Gradiëntecosystemen
Bij gradiëntecosystemen zijn indicatorsoorten zichtbaar

Slide 24 - Tekstslide

Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 25 - Tekstslide

Indicatorsoort
Soort dat kenmerkend is voor een bepaalde abiotische factor in een ecosysteem
VB: kom je deze plant (duindoorn) in de duinen tegen: je bent ten zuiden van Bergen aan Zee (kalkgrens), hij groeit op kalkrijke grond

Slide 26 - Tekstslide

Eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan indicatorsoorten als klaproos, slangenkruid, reseda, akkerdistel en anderen

Slide 27 - Tekstslide

Modelleren van de natuur
Bij modelleren wordt een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid gemaakt en uitgeprobeerd. 
  • Computermodellen kunnen snel complexe processen doorrekenen
  • Je experiment wordt virtueel (en een stuk sneller)

Slide 28 - Tekstslide

Modelleren van natuur
Modelleren: vereenvoudigde voorstellingen van de werkelijkheid maken en uitproberen (op de computer)

  • Uitvoeren van onderzoek -> duur en tijdrovend
  • Modelleren -> relatief goedkoop en snel

Gebruikt om bijv. impact van (a)biotische factoren te analyseren en voorspellen

Slide 29 - Tekstslide

Modelleren van de natuur 
Virtuele simulatie bv rond veranderingen in ecosystemen (voorspelling)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Evenwichtsituaties
Voorbeeld: Konijnen eten grassen en andere kleine planten. Als de kleine planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen en komt er ruimte voor grotere houtachtige planten. Konijnen eten geen houtachtige planten.

Slide 33 - Tekstslide

2 mogelijke evenwichtsituaties
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 34 - Tekstslide

evenwicht

Slide 35 - Tekstslide

t is.

Slide 36 - Tekstslide

evenwicht?

Slide 37 - Tekstslide

opdrachten maken
maak: 58, 60, 61, 62 en 64

Slide 38 - Tekstslide