V4 Thema 5 bs4

Basisstof 4: veranderende ecosystemen
V4
Thema 5
Ecologie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 4: veranderende ecosystemen
V4
Thema 5
Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

De 'piramide' hiernaast is een piramide van...
A
Aantallen
B
Biomassa / energie
C
Dat kan je niet zeggen
D
Zowel aantallen als biomassa

Slide 2 - Quizvraag

Welke term past het best bij deze omschrijving?

De biomassa (in kilogram per hectare per jaar) die door de producenten van een ecosysteem wordt vastgelegd.
A
BPP
B
NPP
C
gebruik voor eigen dissimilatie

Slide 3 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Alleen producenten doen aan koolstofassimilatie (niet voortgezette assimilatie)
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Alle consumenten, detrivoren (afvaleters) en reducenten zijn heterotroof
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
5.4.1 Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.

5.4.2 Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.

Slide 6 - Tekstslide

2

Slide 7 - Video

03:22
Hoe ontstaat successie?
Sleep de onderstaande gebeurtenissen zodat er een juiste chronologische volgorde ontstaat 
1
2
3
4
5
6
Op de bodem die arm is aan organische stof ontkiemen planten die bestand zijn tegen extreme abiotische factoren
Kleine consumenten 1e orde en reducenten vestigen zich in en op de bodem
De reducenten breken detritus af waardoor bodem rijker wordt aan organische stof
Door de rijkere bodem worden er meer producten aangetrokken met een tolerantie voor meer anorganische stof.
Het voedselaanbod stijgt enorm en trekt consumenten van hogere orden aan.
De biodiversiteit stijgt explosief en er ontstaat gelaagdheid in het ecosysteem

Slide 8 - Sleepvraag

05:18
Pioniersecosystemen en climaxecosystemen hebben elk hun eigen kenmerken en eigenschappen.
Sleep de volgende beschrijving naar het bijbehorende type ecosysteem
pioniersecosysteem
climaxecosysteem
kleine biodiversiteit
de BPP is groter dan de NPP
abiotische factoren zijn vrij constant
veel niches zijn vrij, nieuwe soorten vestigen zich makkelijk
de elementenkringlopen zijn gesloten
er is nauwelijks sprake van gelaagdheid

Slide 9 - Sleepvraag

0

Slide 10 - Video

Verlanding 
1. waterplanten 
2. dode planten zinken -> modder -> hogere bodem 
3. oeverplanten
4. moerasplanten
5. broekbos (bos op moerassige grond)

Slide 11 - Tekstslide

Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 12 - Tekstslide

Indcatorsoorten
Bij gradiëntecosystemen zijn indicatorsoorten zichtbaar

Indicatorsoorten: Soorten die een aanwijzig geven over een kenmerk van het milieu

Slide 13 - Tekstslide

Modelleren van natuur
Modelleren: vereenvoudigde voorstellingen van de werkelijkheid maken en uitproberen (op de computer)

  • Uitvoeren van onderzoek -> duur en tijdrovend
  • Modelleren -> relatief goedkoop en snel

Gebruikt om bijv. impact van (a)biotische factoren te analyseren en voorspellen

Slide 14 - Tekstslide

Twee evenwichtssituaties
Bij veel konijnen en veel gras kan er een evenwicht zijn.
Nieuw evenwicht door een fikse duw: 
1. Door een epidemie sterven veel konijnen af.
2. Houtachtige planten kunnen opkomen
en nemen de plek in van grassen.
3. Houtachtige planten kunnen niet gegeten
worden wanneer ze volgroeid zijn. 
4. Minder grassen beschikbaar voor de
konijnen.
5. De populatie konijnen blijft daardoor ook kleiner.
Veel konijnen veel gras ---> weinig konijnen weinig gras.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht: 51 tm 69
Maak: Test jezelf BS4



Slide 16 - Tekstslide