11 januari (Nederlands 1H)

Welkom! 
Ga op je telefoon naar: 
lessonup.app
Vul deze code in: 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Ga op je telefoon naar: 
lessonup.app
Vul deze code in: 

Slide 1 - Tekstslide

Wat was het leukste van je
afgelopen weekend?

Slide 2 - Woordweb

Planning
Terugblik vorige les
Uitleg
Samen oefenen
Volgende les

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Heel veel van jullie hebben de startopdracht gemaakt! Super!  =D 
-> Ook een aantal niet, daarvan verwacht ik het vandaag alsnog.

Online opdrachten maken = Meteen weten hoe je het hebt gedaan
Planning
- Terugblik
- Uitleg
- Samen oefenen
- Volgende les

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
- Korte uitleg
- Uitlegfilmpje
Planning
- Terugblik
- Uitleg
- Samen oefenen
- Volgende les

Slide 5 - Tekstslide

Ik heb moeite met -DT werkwoorden
A
Altijd!
B
Vaak
C
Soms
D
Nooit!

Slide 6 - Quizvraag

Als ik moet kiezen of er een T achter een werkwoord moet of niet, dan ...
A
Denk ik er goed over na
B
Doe ik maar wat

Slide 7 - Quizvraag

Korte uitleg
Persoonsvorm (PV) = belangrijkste werkwoord van de zin

De persoonsvorm geeft de tijd van de zin aan: 
- Ik eet een appel. (TT - Tegenwoordige Tijd)
- Ik at een appel. (VT - Verleden Tijd)

Slide 8 - Tekstslide

Korte uitleg
Bij het maken van de persoonsvorm ga je uit van de ik-vorm 

Infinitief = Het hele werkwoord
- Eten, drinken, slapen, luisteren, gamen, sporten, etc. 

Ik-vorm = Infinitief - en
- Eet, drink, slaap, luister, game, sport, etc. 
(Soms moet je een letter toevoegen of weglaten)
(Soms moet je een letter veranderen)


Slide 9 - Tekstslide

Korte uitleg
Zo maak je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Ik erbij of jij/je erachter: Ik-vorm
    (ik drink, drink ik, drink jij/je, ik raad, raad ik, raad jij/je)
  • Alle andere gevallen in enkelvoud: Ik-vorm+t
    (zij drinkt, drinkt hij, het drinkt, jij raadt, raadt zij, hij raadt)
  • Alle gevallen in meervoud: infinitief
    (wij drinken, drinken jullie, zij drinken, raden wij, jullie raden)

Slide 10 - Tekstslide

Korte uitleg
Niet zeker? 
Vervang het werkwoord door een makkelijker werkwoord
- lopen
- horen

- Raden   >>   Hij raad..?   >>   Hij loopt   >>  Hij raadt
- Vinden  >>   Zij vind..?   >>    Zij hoor   >>   Zij vindt

Slide 11 - Tekstslide

Uitlegfilmpje
- Genoeg tijd? Samen kijken
- Niet genoeg tijd? Kijk er de volgende les zelf naar ter herinnering
Planning
- Terugblik
- Uitleg
- Samen oefenen
- Volgende les

Slide 12 - Tekstslide

Samen oefenen
We oefenen samen met een aantal werkwoorden
Vul in hoe jij denkt dat je het werkwoord schrijft

Voorbeeld: 
1. Hij ... (lezen)
Antwoord: leest
Planning
- Terugblik
- Uitleg
- Samen oefenen
- Volgende les

Slide 13 - Tekstslide

1. Ik ... (bereiden)

Slide 14 - Woordweb

1. Ik bereid

Slide 15 - Tekstslide

2. Jij ... (vinden)

Slide 16 - Woordweb

2. Jij vindt

Slide 17 - Tekstslide

3. Hij ... (antwoorden)

Slide 18 - Woordweb

3. Hij antwoordt

Slide 19 - Tekstslide

4. Susan ... (schrobben)

Slide 20 - Woordweb

4. Susan schrobt

Slide 21 - Tekstslide

5. Kees ... (redden)

Slide 22 - Woordweb

5. Kees redt

Slide 23 - Tekstslide

6. ... jij (wedden)

Slide 24 - Woordweb

6. Wed jij

Slide 25 - Tekstslide

Volgende les
  • Zelfstandig aan het werk
  • Opdrachten staan op Magister bij het huiswerk van die les
  • Maak deze opdrachten online

  • Ik ben de eerste helft van de les beschikbaar via Teams voor hulp en het beantwoorden van vragen

Slide 26 - Tekstslide

Heb je nog een vraag? Laat het hier weten!
Geen vragen? Dan mag je de les verlaten.

Slide 27 - Open vraag