Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm
– ik klim, klim ik, klim jij/je; ik raad, raad ik, raad jij/je
In alle andere gevallen in het enkelvoud: ik-vorm + t
– jij klimt, hij klimt, zij klimt; jij raadt, hij raadt, zij raadt
In het meervoud: het hele werkwoord
– wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen; wij raden, jullie raden, zij raden