We gebruiken perfectum bij:
1. Het beschrijven van één enkele actie in het verleden.
2. Als de focus op het resultaat van een actie is of als het resultaat nog zichtbaar is.
3. Als iets maar één keer, nooit of een paar keer is gebeurd.
--> altijd met de hulpwerkwoorden 'hebben' en 'zijn'
We use the Perfect tense:
1. To name a single action in the past.
2. When the focus is on the result of an action or if the result is still perceptible.
3. Something has only happened once, never or a few times.
--> always with the auxiliary verbs 'hebben' and 'zijn'