De keuzevoorzetsels

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in het volgende filmpje ga ontdekken wanneer ze een derde of een vierde naamval krijgen. Bekijk de filmpjes en maak aantekeningen als je dit lastig vindt.  
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in het volgende filmpje ga ontdekken wanneer ze een derde of een vierde naamval krijgen. Bekijk de filmpjes en maak aantekeningen als je dit lastig vindt.  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Samengevat.....
Bekijk je gemaakte aantekeningen en vul aan!
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 3 - Tekstslide

Samengevat.....
Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vns, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een 3e naamval. 
Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval

Slide 4 - Tekstslide

De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 


Slide 5 - Tekstslide

De 7/2 regel
Voorbeeld: 
Ik wacht op mijn vriend.
Ich warte auf mein..... Freund. 
Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  
Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Soms zie je aan de werkwoorden welke naamval het moet zijn:
4de naamval                                                 3de naamal

stellen                                                              stehen
setzen                                                              sitzen
legen                                                                 liegen

Slide 8 - Tekstslide

Soms zie je aan de werkwoorden welke naamval het moet zijn:
Ich lege den Stift auf den Tisch.
Der Stift liegt auf dem Tisch.
Ich setze mich auf das Sofa.
Ich sitze auf dem Sofa.
Ich stelle mich in die Reihe.
Ich stehe in der Reihe.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Ich gehe morgen nicht in ....... Schule.
A
die
B
der

Slide 11 - Quizvraag

Das Papier liegt unter ...... Teppich.
A
dem
B
den

Slide 12 - Quizvraag

Ich legte mich auf ........ Bett.
A
meinem
B
mein

Slide 13 - Quizvraag

Sie will nur neben ....... Freund schlafen.
A
ihrem
B
ihren

Slide 14 - Quizvraag

Früher wohnten wir über ....... Bäcker.
A
einem
B
einen

Slide 15 - Quizvraag

Lege die Kartoffeln in ..... Wasser.
A
dem
B
das

Slide 16 - Quizvraag

Setz dich mal in ..... Sessel da!
A
dem
B
den

Slide 17 - Quizvraag

Die Zeitung liegt schon wieder unter .... Tisch.
A
dem
B
den

Slide 18 - Quizvraag

Ich sitze auf ....... Pferd und warte auf......Freund.
A
dem, dem
B
das, den
C
dem, den
D
das, dem

Slide 19 - Quizvraag

Lastig?
Vond dit nog lastig, kijk dan de volgende video. 

Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Moeite de voorzetsels te onthouden?
Leer dan het volgende liedje in de volgende video.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video