Feit mening argument + kritisch Lezen + Opmaak

Lezen H3
Mening, argumenten
& feiten

Jas uit
Spullen op tafel
Laptops nog even dicht
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen H3
Mening, argumenten
& feiten

Jas uit
Spullen op tafel
Laptops nog even dicht

Slide 1 - Tekstslide

Basis eerst uitleg
Kader zelfstandig aan de slag:
3.3 Lezen
Opdrachten 11 t/m 15

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we 
vandaag doen?

    • Uitleg Feiten, mening & argumenten

    • Zelfstandig aan het werk

    Slide 3 - Tekstslide

    De vorige les:
    Zijn we begonnen met signaalwoorden en verbanden.

    Slide 4 - Tekstslide

    Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
    • Weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn;

    • Kan je het verschil benoemen tussen een feit, mening of argument;

    • Heb je de opdrachten van vandaag af.

    Slide 5 - Tekstslide

    Feit, mening, argument.
    Een feit is iets wat waar is. Wat je kan controleren.

    Een mening is iets wat iemand vindt. Je kan het hier eens of oneens over zijn.

    Met een argument legt iemand uit waarom hij iets vindt.

    Slide 6 - Tekstslide

    Feit, mening, argument.
    Het is buiten 18 graden. <- Feit

    Ik vind het te warm voor de tijd van het jaar. <- Mening

    Want normaal gesproken hoort het kouder te zijn in oktober. <-- argument

    Slide 7 - Tekstslide

    Feit, mening, argument.
    Het Mundus College staat in Amsterdam.

    Ik vind Mundus leuker dan het HLW,

    omdat ons gebouw mooier is dan het gebouw van HLW.

    Slide 8 - Tekstslide

    Feit, mening, argument.


    Wie kan er in de klas een feit, mening en argument verzinnen?

    Slide 9 - Tekstslide

    Aan de slag met:
    • Basis: H3 lezen Opdracht 12, 13, 14
    • Kader: H3 Lezen opdr. 11 t/m 15


    Hoe? Op de laptop

    Hoe lang? 10 minuten. Daarna bespreken

    Vragen:
    Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je stellen als ik bij je ben.

    Wat te doen als je wacht/klaar bent:
    • Verder werken aan opdrachten 16, 17, 18


    Voor hoe lang?







    timer
    10:00

    Slide 10 - Tekstslide

    Aan de slag met:
    H3 lezen Opdracht 12, 13, 14

    Hoe? Op de laptop

    Hoe lang? 10 minuten. Daarna bespreken

    Vragen:
    Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je stellen als ik bij je ben.

    Wat te doen als je wacht/klaar bent:
    Verder werken aan opdrachten 16, 17, 18

    Voor hoe lang?




    Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
    Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
    Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



    timer
    10:00

    Slide 11 - Tekstslide

    Kritisch lezen
    Als je een tekst kritisch leest, probeer je te beoordelen of de informatie in de tekst klopt.

    • Je bekijkt de bron van de tekst: is die betrouwbaar?

    • Je probeert te achterhalen of de auteur deskundig is.

    • Je kijkt wat meningen en wat feiten zijn en gaat na of de feiten correct zijn.

    • Je zoekt andere teksten over hetzelfde onderwerp en vergelijkt de informatie uit de teksten met elkaar.

    Slide 12 - Tekstslide

    Opmaak van een tekst
    Aan de opmaak zie je vaak snel wat voor tekst het is: een zakelijke brief, een advertentie, een column, enzovoort. Je kijkt onder andere naar:
    • afbeeldingen, zoals tekeningen, foto’s en grafieken. Die geven extra informatie of helpen om je te identificeren met de schrijver of de tekst;

    Slide 13 - Tekstslide

    Opmaak van een tekst
    opmaakelementen zoals kaders, tabellen, witruimte en het gebruik van vet of cursief in de tekst. Die geven structuur aan een tekst en laten vaak zien wat belangrijke dingen zijn.

    De opmaak en de tekstelementen helpen de schrijver om zijn doel te bereiken. Ze helpen de lezer om de tekst sneller te doorzien en te begrijpen wat het doel van de schrijver is.


    Slide 14 - Tekstslide

    Je
    Weet nu wat feiten, meningen en argumenten zijn;

    Kan het verschil benoemen tussen een feit, mening of argument;

    Hebt de opdrachten van vandaag af.

    Slide 15 - Tekstslide

    Na vandaag:
    • Wie kan iets opnoemen dat hij nog niet wist, maar heeft geleerd?

    Slide 16 - Tekstslide

    De volgende les:
    Hoofdstuk 3 Lezen af. 

    Beginnen met schrijven. 

    Slide 17 - Tekstslide