In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 6.3 Afval
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik/herhalen
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zorgde een mestoverschot ervoor dat de vissen in de sloot dood gaan?
A
De mest vergiftigd het water
B
Door de mest gaan de vissen te snel groeien
C
Door de mest komen er teveel algen in de sloot
D
Door de mest komt er niet genoeg licht in de sloot
Slide 3 - Quizvraag
Wat was het probleem bij gif ophoping?
Slide 4 - Open vraag
Wat is een voorbeeld van de bio-industrie
A
Op een boerderij kippen varkens en koeien houden
B
Een kleine boerderij hebben
C
Een grote boerderij met veel verschillende dieren
D
Een grote boerderij met veel dezelfde dieren
Slide 5 - Quizvraag
Leerdoelen 6.3
-Je kunt uitleggen op welke manieren afval wordt verwerkt.
-Je kunt uitleggen hoe afvalstoffen in de lucht komen en wat de gevolgen zijn.
-Je kunt uitleggen wat het gevolg is van teveel koolstofdioxide in de lucht.
Slide 6 - Tekstslide
nos.nl
Slide 7 - Link
Afval
-Nuttige toepassing: Recyclen(grondstoffen opnieuw gebruiken) en hergebruiken (producten opnieuw gebruiken)
- Verbranden
-Storten: alles in een gat in de grond gooien
Slide 8 - Tekstslide
Bron 2
Slide 9 - Tekstslide
Waar hoort welk afval?
Nuttige toepassing
Verbranden
Storten
Slide 10 - Sleepvraag
Afvalstoffen in de lucht
- Fijnstof: Kleine stofdeeltjes van verbrandingsmotoren, vaak bij industrie of snelwegen
-Smog: Afvalstoffen en fijnstof blijven op warme windstille dagen hangen boven steden.
- Verzuring: Zwaveloxiden en Stikstofoxiden worden zwavel en salpeterzuur. Dit regent op de grond.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Verschillende stoffen spelen een rol bij de verzuring. Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke stoffen moeten ingevuld worden op plaats 1 en welke op plaats 5?
A
1: Zwaveldioxide en stikstofoxide
5: Ammoniak
B
1: Zwaveldioxide en salpeterzuur
5: Ammoniak
C
1: Zwavelzuur en salpeterzuur
5: Stikstofoxide
D
1: Zwavelzuur en ammoniak
5: Stikstofoxide
Slide 13 - Quizvraag
Koolstofdioxide
Door fotosynthese en verbranding word de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer bepaald.
Door fossiele brandstoffen te verbranden brengen we co2 terug in de atmosfeer die er lang geleden door fotosynthese uit gehaald is.
Slide 14 - Tekstslide
Bron 9
Slide 15 - Tekstslide
Bron 10
Slide 16 - Tekstslide
Is de energiebron van fossiele afkomst of niet?
Fossiele brandstof
Niet fossiele brandstof
aardgas
aardolie
steenkool
houtskool
hout
kernenergie
wind
Slide 17 - Sleepvraag
Wie heeft er gelijk?
Over fossiele brandstoffen worden enkele uitspraken gedaan.
Stavia zegt: “Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt stikstofoxide vrij. Hierdoor wordt het op aarde steeds warmer.”
Marlinde zegt: “De afvalgassen die bij de verbranding vrijkomen, kunnen op warme windstille dagen zorgen voor smog.”
A
alleen Stavia heeft gelijk
B
alleen Marlinde heeft gelijk
C
beide hebben gelijk
D
beide hebben ongelijk
Slide 18 - Quizvraag
Broeikaseffect
De zonnewarmte word weerkaatst door het aardoppervlak en door ijs.
Een deel daarvan wordt door broeikasgassen in de lucht terug naar de grond gestuurd.
Hoe meer broeikasgassen hoe meer warmte er wordt teruggestuurd.
Meer Co2 levert een versterkt broeikaseffect op.
Slide 19 - Tekstslide
Bron 12 Bron 13
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde
Slide 22 - Quizvraag
Welke van de volgende verschijnselen zijn de oorzaak van het versterkte broeikaseffect? Let op: meerdere antwoorden zijn juist.
De hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht stijgt.