Herhalen 7.4 Globaliseren

 Globalisering verandert de wereld

globalisering

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 Globalisering verandert de wereld

globalisering

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is globalisering?
A
Handel en kennis uitwisselen
B
Een product
C
Verhuizen van mensen
D
Groeiende economie

Slide 3 - Quizvraag

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
Wederuitvoer
D
Globalisering

Slide 4 - Quizvraag

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 5 - Quizvraag

Als een product wordt geproduceerd en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopst kan, noem je dat
A
Vrijhandel
B
Internationale arbeidsverdeling
C
Globalisering
D
Exportquote

Slide 6 - Quizvraag


Trees zegt: ‘Door de toegenomen internationale arbeidsverdeling is globalisering ook toegenomen.’

‘Dus de importquota en exportquota van veel landen zijn ook groter geworden,’ zegt Jeroen.
Wie heeft gelijk?
A
Trees
B
Jeroen
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 7 - Quizvraag

Globalisering zorgt voor steeds meer onderlinge contacten
A
ja
B
nee
C
in rijke landen
D
in arme landen

Slide 8 - Quizvraag

De volgende zin gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld geen vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 9 - Quizvraag

De mate waarin een land beter/goedkoper produceert dan andere landen
A
EMU
B
Protectie
C
Int. concurrentiepositie
D
Globalisering

Slide 10 - Quizvraag

Door globalisering komt er steeds meer internationale arbeidsverdeling
A
onjuist
B
juist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van globalisering.
A
Via internet kun je over de hele wereld shoppen.
B
Ons rundvlees komt uit Argentinië.
C
Sommige mensen willen de euro afschaffen.
D
Steeds meer Nederlanders vinden een baan in China.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een economisch voordeel van globalisering?
A
Regionale ongelijkheid neemt toe
B
Producten worden goedkoper voor de consument
C
Periferie kan niet meedoen aan vrije markt
D
Sommige regio's worden armer en sommige rijker

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen nadeel van globalisering
A
De werkgelegenheid afgenomen in gebieden waar het productiewerk weg is gehaald
B
De kloof tussen arme en rijke landen is toegenomen
C
De kloof binnen landen tussen rijke en arme mensen is toegenomen
D
Meer werkgelegenheid in gebieden die productiewerk hebben overgenomen

Slide 14 - Quizvraag

Wat heeft geen invloed op de internationale concurrentiepositie?
A
Goed onderwijs
B
Technologische ontwikkelingen
C
Goede gezondheidszorg
D
De handel binnen het land

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kan je de internationale concurrentiepositie verbeteren?
A
De stijging van lonen beperken
B
inflatie stimuleren
C
Arbeidsproductiviteit verbeteren
D
Inflatie beperken

Slide 16 - Quizvraag

Twee stellingen over de internationale concurrentiepositie van een land (zelf ook kunnen uitleggen!!!!!!!!!!:
I: de internationale concurrentiepositie verbetert als de arbeidsproductiviteit toeneemt.
II: de internationale concurrentiepositie verbetert als de infrastructuur van het land verbetert.
A
Stelling I is juist en stelling II onjuist
B
Stelling I is onjuist en stelling II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Wat is internationale arbeidsverdeling,
A
Producten worden zo dichtbij mogelijk gemaakt
B
Producten worden gemaakt waar ze dit het beste kunnen
C
Producten worden gemaakt waar ze dit het goedkoopste kunnen
D
Dit komt door nieuwe technologieën.

Slide 18 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling ontstaat door
A
Internationale concurrentie
B
Protectionisme
C
Nationale concurrentie
D
Vrijhandel

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de logische uitkomst bij internationale arbeidsverdeling?
A
China maakt een fiets, Nederland een iPhone
B
China maakt een iPhone, Nederland een fiets
C
China maakt beiden. Nederland niets.
D
Nederland maakt beiden. China niets.

Slide 20 - Quizvraag