Voorzetsels noemen we ook wel kastwoorden. Je kan ze plaatsen voor het woord kast of bijvoorbeeld vakantie.
Mijn telefoon ligt .. op de kast, in de kast, naast de kast, etc.
Ik heb veel gelezen ... voor de vakantie, tijdens de vakantie, na de vakantie, etc.
Het woordje TE voor een infinitief is ook een voorzetsel. Hij zit te lezen.