§ 2.6 Marktprestaties en welvaart

§ 2.6 Marktprestaties en welvaart
Welke marktvorm levert de meeste welvaart op?

Kernwoorden:
- efficiënte markt
- consumentensurplus
- producentensurplus
- welvaartsverlies

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

§ 2.6 Marktprestaties en welvaart
Welke marktvorm levert de meeste welvaart op?

Kernwoorden:
- efficiënte markt
- consumentensurplus
- producentensurplus
- welvaartsverlies

Slide 1 - Tekstslide

Volkomen concurrentie = meest efficiënt
Welke marktvorm levert de hoogst welvaart op? De optelsom van het consumentensurplus en producentensurplus is een maatstaf voor de welvaart.

Je kan bewijzen dat de marktvorm volkomen concurrentie het meest efficiënt is: de hoogste optelsom van consumenten- en producentensurplus.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Qv = -10p + 200 
TK = 5q 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Qv = -10p + 200 
TK = 5q 

Slide 4 - Tekstslide

Als de marktvorm monopolie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij q = .......... en een prijs van ........... .  
Consumentensurplus: 
...........................................
...........................................
Producentensurplus: 
...........................................
...........................................
...........................................
CS + PS = .................................................................................

Slide 5 - Tekstslide

Als de marktvorm monopolie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij q = 75 en een prijs van 12,5.  
Consumentensurplus: 
(20-12,5) x 75 / 2 = 281,25
Producentensurplus: 
TW = TO – TK = 
(75 x 12,5) – (5 x 75) =  
937,5 – 375 = 562,5

CS + PS = 281,25 + 562,5 = 843,75

Slide 6 - Tekstslide

Als de marktvorm volkomen concurrentie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij een lagere prijs; op lange termijn gelijk aan ..................., dus bij een prijs van ............ .
Consumentensurplus: 
.....................................
.....................................
Producentensurplus: 
.....................................
CS + PS = ...................

Slide 7 - Tekstslide

Als de marktvorm volkomen concurrentie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij een lagere prijs; op lange termijn gelijk aan GTK, dus bij een prijs van 5.

Consumentensurplus: 
(20-5) x 150 / 2 = 1125

Producentensurplus: 0
CS + PS = 1125

Slide 8 - Tekstslide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan ..............................................................................

Slide 9 - Tekstslide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan 1125 – 843,75 = 281,25

Slide 10 - Tekstslide

Harberger-driehoek
Het welvaartsverlies (door een minder efficiënte marktvorm) wordt de Harberger-driehoek genoemd.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld (vervolg)
Driehoek ABC 
geeft het totale 
surplus 
(= consumenten-
surplus) van 
volkomen 
concurrentie weer.


Slide 12 - Tekstslide

Driehoek AEF geeft het consumentensurplus van monopolie weer.

Het producenten-
surplus wordt 
gegeven door 
vierkant BDEF.

Slide 13 - Tekstslide

De driehoek CDE is dus wat vervalt aan totaal surplus als er 
i.p.v. 
volkomen 
concurrentie 
sprake is van 
monopolie 
en heet dus de 
Harberger-
driehoek.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video