In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
M3 H2 marktevenwicht per marktvorm
Slide 1 - Tekstslide
Afspraken volgen online les
De Meet link staat in Classroom
Ik voeg de presentaties toe aan Classroom (lesmateriaal)
Je volgt de les aan een tafel of bureau, met je camera aan
Je hebt de microfoon uit (tot je gevraagd wordt te reageren)
Je stelt vragen via de chat
Slide 2 - Tekstslide
Programma
LessonUp Vragen en uitleg Marktprestaties
Afsluiting: wat heb je geleerd?
Slide 3 - Tekstslide
Programma tot toetsweek
In de lessen:
Totale surplus
Overheidsingrijpen
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt inschatten hoe groot het consumentensurplus en producentensurplus zijn in de verschillende marktvormen
Je kunt uitleggen welke marktvorm 'efficiënt' is en welke welvaartsverlies opleveren
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het consumentensurplus?
Slide 6 - Woordweb
Consumentensurplus
Verschil tussen wat consumenten bereid zijn te betalen en wat ze echt moeten betalen.
Als prijs lager is dan betalingsbereidheid => hoeven ze dus minder middelen te besteden dan ze ervoor over hadden.
Maatstaf voor hoe goed de situatie is voor consumenten => welvaart voor consumenten.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
In welke marktvorm wordt de prijs het laagst?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie
Slide 9 - Quizvraag
Bij welke marktvorm consumentensurplus het grootst?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie
Slide 10 - Quizvraag
Volkomen concurrentie
Monopolie
Zo lang er winst wordt gemaakt, komen er meer producenten bij. De evenwichtsprijs die ontstaat (door collectieve vraag en aanbod) wordt daardoor steeds lager. Tot die gelijk is aan dieptepunt van GTK lijn (dan geen winst meer).
Producent kiest prijs (en q) op collectieve vraaglijn. Hoe hoger de prijs die de producent kiest, hoe kleiner het consumentensurplus.
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het producentensurplus?
Slide 12 - Woordweb
Producentensurplus
Verschil tussen wat producenten ontvangen voor product en waarvoor ze bereid waren het te leveren.
Als prijs hoger is dan waarvoor ze wilden leveren => krijgen ze meer middelen dan ze nodig hadden.
Maatstaf voor hoe goed de situatie is voor producenten => welvaart voor producenten.
Slide 13 - Tekstslide
Bedrag waarvoor producenten bereid zijn te leveren => Qa lijn
Slide 14 - Tekstslide
Marktprestatie - totale surplus
Totale surplus = consumentensurplus + producentensurplus
Volkomen concurrentie => het hoogste totale surplus => die markt noemen we daarom 'efficiënt'.
Laagste prijs => consumentensurplus het grootst.
Producentensurplus wordt kleiner als concurrentie stijgt.
Andere vormen => totale surplus lager => welvaartsverlies. Daling CS is groter dan stijging van PS, Totale surplus daalt.
Slide 15 - Tekstslide
Totale surplus per marktvorm
Slide 16 - Tekstslide
Collectieve aanbodlijn kan ook horizontaal lopen, als de marginale kosten gelijkblijven (totale kosten nemen steeds evenveel toe als we nog een extra product maken/verkopen).
Hoeveel is nu het producentensurplus?
Bij volkomen concurrentie is P gelijk aan MO (vaste prijs). Maximale winst bij MO = MK. MK lijn is ook de aanbodlijn. Dus geen ruimte meer tussen de prijs en de aanbodlijn => producentensurplus is 0.