Thema 4 Evolutie B6 Evolutie in populaties

Evolutietheorie.
De evolutietheorie gaat uit van de volgende onderdelen:
-verandering in genotype
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door isolatie.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Evolutietheorie.
De evolutietheorie gaat uit van de volgende onderdelen:
-verandering in genotype
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door isolatie.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel B6
- Je kunt beschrijven wat een soort en een populatie is
- Je kunt beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen

Begrippen: populatie, soort, genenpool, allelfrequentie, genetic drift, mutatie, selectiedruk, migratie, seksuele selectie

Slide 2 - Tekstslide

Soort en populatie
Soort: alle organismen die in staat zijn zich onderling voort te planten en daarbij VRUCHTBARE nakomelingen voort te brengen.
Populatie: groep individuen van dezelfde soort, die in een bepaald gebied leven en zich onderling kunnen voortplanten.
De meeste soorten bestaan uit meerdere populaties. 

Betere definitie voor soort is dan ook:
 de grootste verzameling van populaties waartussen effectieve uitwisseling van genen plaatsvindt of kan plaatsvinden.

Slide 3 - Tekstslide

Denk je dat paarden en ezels samen nakomelingen kunnen krijgen?

Slide 4 - Open vraag

Muildier

Slide 5 - Tekstslide

Een ras is een dier van dezelfde soort. Dieren van verschillende rassen krijgen vruchtbare nakomelingen.
Dieren van verschillende soorten kunnen soms ook nakomelingen krijgen (zoals bij het paard en de ezel). Deze nakomelingen zijn onvruchtbaar.

Slide 6 - Tekstslide

Lijger (vader is leeuw)

Slide 7 - Tekstslide

Teeuw (vader is Tijger)

Slide 8 - Tekstslide

Genenpool

De genenpool is de verzameling van alle genen in een populatie, dus alle allelen van alle individuen. 

Hoe groter de genenpool, hoe meer genetische variatie.

Slide 9 - Tekstslide

Allelfrequentie
Hoe vaak een allel voorkomt, heet de allelfrequentie of genfrequentie. Hoe hoger de allelfrequentie, hoe groter de kans dat dat allel doorgegeven wordt. Dit klopt alleen als er geen selectiedruk is.
De allelfrequentie blijft dan door de generaties constant.

Maar plaatselijk kan de selectiedruk anders zijn. 
Voorbeeld: sikkelcelanemie-allel en malaria.

Slide 10 - Tekstslide

Seksuele selectie
Wanneer eigenschappen van seksuele partners de voortplantingskansen beïnvloeden.
(pauw)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Genetic drift
Het verschijnsel dat in KLEINE populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden
Bijvoorbeeld: bottleneck-effect (=flessenhals-effect)

Genetische variatie krijg je dus door: mutaties, selectiedruk, genetic drift en migratie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video