Transplantatie en bloedtransfusie

Transplantatie en bloedtransfusie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Transplantatie en bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen

Bloedgroepen: 

- Je kunt de verschillende bloedgroepen en hun kenmerken benoemen

- Je kunt een bloedgroepbepaling uitvoeren

Bloedtransfusie:

- Je kunt bepalen bij welke bloedgroepen al dan niet een bloedtransfusie mogelijk is

- Je kunt uitleggen welke bloedgroep de universele donor en welke de universele acceptor is met de begrippen antigenen en antistoffen.



Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wat de resusfactor is.
- Je weet wat antiresus is en wanneer het gevormd wordt.
- Je kunt uitleggen welke problemen er kunnen ontstaan bij een resusnegatieve moeder die zwanger is van een resuspositief kind.

Slide 3 - Tekstslide

orgaandonatie
Orgaantransplantatie betekent dat je "kapotte" orgaan vervangen wordt door een ander orgaan. Hier zijn orgaandonaties voor nodig.

Helaas zijn er nog steeds te weinig orgaandonoren en overlijden er mensen omdat er geen donororgaan beschikbaar is.

Slide 4 - Tekstslide

de nieuwe donorwet
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?
De nieuwe donorwet trad in werking op 1 juli 2020

Slide 5 - Tekstslide

afstotingsreacties
Menselijke cellen hebben ook antigenen.                              (= het HLA-systeem)
Hierdoor kunnen jouw lymfocyten je lichaamseigen cellen onderscheiden van lichaamsvreemde cellen (van het donororgaan). 

T-cellen: vernietigen de cellen van het donororgaan
B-cellen: acute afstoting door gevormde antistoffen
Medicijnen: onderdrukken de afstotingsreactie

Slide 6 - Tekstslide

Wat is HLA?
Het HLA zijn de antigenen op lichaamscellen van mensen.

Welk type HLA je hebt is erfelijk bepaald. 
Familieleden hebben dus vaak overeenkomsten.

Slide 7 - Tekstslide

Humorale afweer, cellulaire afweer?

Slide 8 - Tekstslide

Bloedtransfusies

Slide 9 - Tekstslide

Bloedklontering, waarom gebeurt dit?

Slide 10 - Tekstslide

Bloedgroepen

Slide 11 - Tekstslide

Verdeling bloedgroepen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe bepaal je of bloed gaat klonteren?
1. welke antistoffen heeft de ontvanger?   (antistof A of B of allebei of niets)

2. welke antigenen heeft de donor? (A of B of allebei of niets)

3. als er twee op elkaar passen kan er geen bloedtransfusie plaatsvinden (wat dan is er klontering van het donorbloed)
De regel is: De ontvanger mag géén antistoffen in het plasma hebben tegen het antigeen op de bloedcellen van de donor.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Iemand met bloedgroep A krijgt bloed van iemand met bloedgroep AB.
Kan dat? Leg uit.

Slide 15 - Open vraag

bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Maakt antistof A en B 
Maakt antistof B
Maakt geen antistof
Maakt antistof A

Slide 16 - Sleepvraag


Julia laat testen welke bloedgroep ze heeft.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets. Welke bloedgroep heeft ze?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 19 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistof A
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 20 - Quizvraag

Bepaal de bloedgroep van de donor en van de ontvanger als er het volgende gebeurt:
Antistof-A erbij: klontering
Antistof-B erbij: klontering

A
Donor=A Ontvanger is O
B
Donor=AB Onvanger is O
C
Ontvanger=O Donor is AB
D
Donor=B Ontvanger=A

Slide 21 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 22 - Quizvraag

Resusfactor - ontdekt bij apen

Slide 23 - Tekstslide

Resusbaby
  • Een resusnegatieve moeder kan in verwachting zijn van een resuspositief kind.
  • Bij de eerste zwangerschap levert dat geen problemen op.
  • Bij bevalling: contact tussen bloed moeder en kind -> moeder maakt anti-resus en geheugencellen.
  • Bij tweede zwangerschap: anti-resus door placenta naar foetus -> bloedafbraak bij het kindje.
Resusfactor
In deze afbeelding is te zien wat er gebeurt als een vrouw in verwachting is van een resuspositief kindje.

Slide 24 - Tekstslide

Ontvanger : Resus-
Donor : Resus+
Ontvanger : Resus+
Donor : Resus-
Ontvanger : Resus+
Donor : Resus+
Ontvanger : Resus-
Donor : Resus-

Slide 25 - Sleepvraag

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 26 - Quizvraag

Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met antistoffen.
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk
Thema 13 
Paragraaf 4:
Opdrachten 52 t/m 60
En de 6 Examenopgaves van Thema Afweer

Slide 28 - Tekstslide

Iemand met bloedgroep O krijgt bloed van iemand met bloedgroep AB.
Kan dat? Leg uit.

Slide 29 - Open vraag