Witte bloedcellen > Bestrijden ziekteverwekkers (bacteriën en virussen) - Type 1 eten ziekteverwekkers op en verteren deze - Type 2 maken afweerstoffen (antistoffen) tegen ziekteverwekkers
Bloedplaatjes > Zorgen dat wondjes dichtgaan (bloedstolling)
Bloedcellen zijn na een paar maanden versleten, in het rode beenmerg in platte beenderen (bekken, borstbeen, ribben) worden nieuwe bloedcellen gemaakt.
Slide 2 - Tekstslide
8.1 Bloed
Slide 3 - Tekstslide
8.1 Bloed
Bloedstolling
Bloedplaatjes knappen open;
Door een stof uit de bloedplaatjes verandert het stollingseiwit fibrinogeen in kleverige draden > fibrinedraden;
De fibrinedraden vormen samen een netwerk. In die draden blijven rode bloedcellen hangen;
De fibrinedraden en bloedcellen drogen op tot een korstje. Onder het korstje herstelt de huid;
Als de huid genezen is valt het korstje af.
Slide 4 - Tekstslide
8.1 Bloed
Wat? Maken 8.1 – Opdracht 1 t/m 12 (9 niet!)
Hoe? Blz. 90 t/m 95
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 15 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 12 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
15:00
Slide 5 - Tekstslide
8.1 Bloed
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt uitleggen hoe je bloed stoffen door je lichaam vervoer
Slide 6 - Tekstslide
8.1 Bloed
Hoe vervoert je bloed stoffen?
Vervoer via bloedplasma - vervoert bijna alle stoffen in je lichaam - zoals glucose, vitaminen, mineralen, hormonen, antistoffen en afvalstoffen zoals koolstofdioxide.
Vervoer via rode bloedcellen - vervoeren deeltjes zuurstof met behulp van hemoglobine - te weinig hemoglobine > minder zuurstof vervoer > bloedarmoede - bloedarmoede ontstaat vaak door ijzertekort > ijzer is nodig voor aanmaak hemoglobine
Slide 7 - Tekstslide
8.1 Bloed
Vervoer zuurstof door hemoglobine
Zuurstof hecht aan hemoglobine
Rode bloedcel vervoert zuurstof door het lichaam
Op plaats met weinig zuurstof laat hemoglobine de zuurstof weer los
Slide 8 - Tekstslide
8.1 Bloed
Wat? Maken 8.1 – Opdracht 13 t/m 20
Hoe? Blz. 96 t/m 98
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 13 t/m 20 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
10:00
Slide 9 - Tekstslide
8.1 Bloed
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt beschrijven wat er door spanning in je lichaam verandert
Slide 10 - Tekstslide
8.1 Bloed
Wat verandert er bij inspanning in je lichaam?
Meer inspanning betekent meer zuurstof en glucose nodig en meer afvalstoffen (bijv. koolstofdioxide) afvoeren
Extra aanvoer van glucose - glycogeen (reservestof in lever en spieren) wordt omgezet naar glucose - het omzetten naar glucose gebeurt door twee hormonen glucagon (alvleesklier) en adrenaline (bijnieren) - hart sneller slaan zorgt voor sneller vervoer van glucose
Extra aanvoer zuurstof - snellere ademhaling zorgt voor meer zuurstof in het bloed - hart sneller slaan zorgt voor sneller vervoer van zuurstof
Extra afvoer van afvalstoffen - snellere ademhaling zorgt voor meer koolstofdioxide uit het bloed - hart sneller slaan zorgt voor sneller afvoer van koolstofdioxide
Slide 11 - Tekstslide
8.1 Bloed
Wat? Maken 8.1 – Opdracht 21 t/m 27
Hoe? Blz. 98 t/m 102
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 21 t/m 27 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).